maandag 29 december 2008

Zonnig eiland


Kerstvakantie. Ik zag mezelf al helemaal zitten: met een boek op de poef voor de houtkachel, kat ernaast, heerlijk! Maar ergens in november stelde John opeens voor met kerst een weekje naar het zonnige zuiden te gaan. Ik liep er niet direct warm voor, maar ok, een week in een leuk klein huisje, liefst een beetje afgelegen, op één van de kleinere Canarische eilanden, dat zou misschien toch wel leuk zijn.

Na avonden van overleg en uitgebreide internet-research door John boekten we uiteindelijk een week in een all inclusive resort op Tenerife. Tja...

Of we met kerst nog "naar huis" gingen, vroegen de collega's. Naar Nederland, bedoelen ze daarmee. Die vraag komt twee keer per jaar voorbij, namelijk met kerst en in de zomer. Twee keer per jaar antwoord ik dat "thuis" hier in Risør is, iets wat ze tegelijkertijd wel en niet begrijpen. En nu meldde ik dus dat we naar Tenerife zouden gaan. Ik zag ze denken: "geen ribbe, geen pinnekjøtt, niet de voltallige schoonfamilie minimaal drie dagen en nachten over de vloer... Misschien is het zo gek nog niet om immigrant te zijn."

Het vliegtuig vertrekt zondagochtend vroeg vanaf Gardermoen bij Oslo en daarom stappen we zaterdagmiddag al in de auto. De meeste hotels bij Gardermoen hebben speciale aanbiedingen voor charter-stakkers zoals wij (overnachting plus auto parkeren) en daar maken we dankbaar gebruik van.

Vierentwintig uur later zitten we bij het zwembad kipkluifjes te kanen. Vooruit, het all inclusive concept heeft zo z'n voordelen. Na een toch wel vermoeiende reis hoef je niet meer op zoek naar een plek om te eten. Geen eindeloze debatten meer over zullen we hier of zullen we daar, terwijl de gevoelstemperatuur maar stijgt en stijgt en minimaal een van de twee wenste dat-ie lekker thuis zat. Nee, je wandelt gewoon door de prachtig aangelegde tuin, langs palmen en zwembaden, naar de buitenbar, en bestelt kipkluifjes. Zoveel kluifjes als je maar wilt, en je hoeft er niet eens je portemonnee voor mee te nemen.

Om die kluifjes en ook ontbijt, lunch, diner, koffie etc. etc. te kunnen krijgen, hoef je dan weliswaar ter plekke geen cash op tafel te leggen, je moet natuurlijk wel herkenbaar zijn als gast van het resort. Daartoe kregen we bij het inchecken een felrood bandje om de pols geklipt. Zo één die je niet meer afkrijgt tenzij je 'm doorknipt. Ik voelde een golf van weerstand in me opkomen toen ik die gevangenis-armband om kreeg. Vreselijk, zo'n verplicht kenmerk. Maar goed, dat was vóór de kipkluifjes...

De vakantieweek laat zich verder nogal makkelijk samenvatten: eten, zwemmen, lezen, eten, slapen, eten, eiland bekijken, eten (of had ik dat nou al eerder genoemd?). Heerlijke vakantie, al zie ik ons niet direct weer naar Tenerife gaan. We vonden het het minste eiland van de drie Canarische eilanden die we tot nu toe bezocht hebben.

De overgang van +20 naar -10 verliep gladjes. Na een kwartiertje ijs krabben en een kop koffie bij MacDonalds waren we helemaal klaar voor de thuisreis. Aanvankelijk waren we van plan nog een keer op Gardermoen te overnachten, maar de drang naar de hereniging met Nelson en Pebbles (en het eigen bed) was sterker. Iets na twee uur 's nachts waren we terug op Ringveien 29. Zo te zien hadden de katten elkaar en de huiskamer aardig afgetuigd, maar verder stond alles er prima bij.

We hebben nog lekker een paar dagen vrij. Ik hoorde net van de badmintonmannen dat het ijs hier in de buurt goed is. Tijd om de schaatsen uit de kast te halen!

woensdag 10 december 2008

Kerstdiner

De vorige week gevallen sneeuw ligt er nog steeds en in het dorp is de feestverlichting opgehangen. Risør begint in kerststemming te komen.
Noren hebben een tweeslachtige verhouding met kerst. Op het eerste gezicht lijkt het of ze er stapeldol op zijn, maar als je het allemaal wat nader bestudeert, blijkt kerst voor veel mensen hier vooral een hoop stress met zich mee te brengen. Allereerst vanwege de cadeaus natuurlijk. Elk jaar maar weer een berg cadeaus bij elkaar schrapen voor familieleden die eigenlijk alles al hebben. Ga er maar aan staan. Maar de grootste stressfactor is toch wel het eten. De Nederlandse kerstproblematiek (eten we dit jaar op eerste of op tweede kerstdag bij de schoonfamilie?) valt in het niet bij wat de gemiddelde Noor moet doormaken. De kerstboom moet klaarstaan, op de juiste plekken geflankeerd door een bonte verzameling kaarsen en engelen. Voordat de gasten komen, boent en schrobt Noormans het hele huis, en er moeten koekjes en taarten gebakken worden, liefst zoveel dat je maanden later de voorraden nog terugvindt in koektrommels en vrieskist. Tot slot moet er traditioneel gekookt worden: ribbe (een vettige homp vlees), pinnekjøtt (drogige gezouten schapenkluif) of lutefisk (in een vloeibaar iets geweekte stokvis), of een combinatie van die drie. Krijg je al trek?

Onlosmakelijk verbonden met kerst is het julebord (juuleboer) oftewel het kerstetentje met bedrijf en/of vereniging. Ook dan wordt er over het algemeen traditioneel gegeten, in combinatie met de inmiddels bekende Noorse alcoholconsumptie. Als slagroom op de taart komt daar in veel gevallen nog een portie traditoneel kerstgezang bij. Tja, dat is wel even slikken hoor voor een immigrant met inburgeringsdrang...

Wat valt er te vertellen over mijn eerste julebordervaringen? (Jaja, Sinterklaas is nog maar koud terug in Spanje, maar ik heb mijn kerstetentjes al achter de rug.)
Nou, het begon goed, dat moet gezegd. Het eerste etentje was met de badmintonclub. Vorige week zaterdag zaten we met z’n achten (een opkomst van 80%) rond de eettafel van Olav die het koken op zich had genomen. Hij bleek geen aanhanger van de traditionele kerstkeuken. We kregen een heerlijke salade met zalm en geitenkaas, een stoofschotel met hertenvlees en groente en een soort noten-chocoladetaart om je vingers bij af te likken. Iedereen blij! Zo blij zelfs dat we probleemloos de door Olav (muziekleraar) gecomponeerde badmintonpsalm ten gehore brachten. Voor mij met mijn beperkte zangtalent viel het niet mee de juiste toonhoogte te vinden tussen alle mannenstemmen (de club heeft buiten mij geen vrouwelijke leden), maar dat mocht de pret niet drukken. Een geslaagde avond. Op naar julebord nummer twee!

Het kerstetentje met de collega’s van het gemeentehuis vond afgelopen vrijdag plaats in het beste restaurant van Risør. Iedereen kwam prachtig uitgedost aanstappen. Ook dat is een traditie: mooie kleding, vrouwen liefst een jurk of rok, mannen een pak. Ik vond een plekje aan een van de lange tafels, het gesprek kwam lekker op gang, er heerste een ontspannen sfeer. En toen kwam het eten: ribbe, pinnekjøtt, lutefisk, aardappels en wat ondefinieerbare prutjes. Wat moet ik ervan zeggen? Ik houd van eten, allerlei eten, maar dit vond ik echt niet lekker. Het lag bovendien als een steen op mijn maag, die vette hap. Het hele weekend heb ik geen warm eten gemaakt (John was in Nederland) en dat terwijl we normaal gesproken elke dag koken. Geschikte manier om een beetje af te vallen, zo’n kerstetentje.
Maandag polste ik voorzichtig of er meer mensen waren die “een beetje last” hadden gekregen van het eten. Nee hoor, niemand, heerlijk was het allemaal geweest.

Ik heb zo’n vermoeden dat het met dit deel van de inburgering niet helemaal goed gaat komen...

maandag 1 december 2008

‘Club Zonder Naam’

Als we in Nederland lid wilden worden van een sportvereniging, was dat niet al te ingewikkeld, zelfs niet bij verhuizing naar een andere plaats. Gewoon even op internet kijken (of - in het pré-internet tijdperk - in de gemeentegids) en je wist waar je zijn moest.

In Noorwegen bleek het minder eenvoudig. Om te beginnen wilden we het hardlopen weer op de rails krijgen. Dat lijkt simpel, want hardlopen kun je overal. Toch? Ja, dat klopt, maar het is wel prettig als je kunt zien waar je loopt. Op Sandnes, in de omgeving van de camping waar we woonden, was geen straatverlichting en als het niet toevallig volle maan was, was het daar ’s avonds echt pikdonker. Die paar keer dat ik me toch aan een training in het donker waagde, had ik het gevoel dat ik aan een evenwichtsstoornis leed. John had nog een ander probleempje. Ter voorbereiding op het (atletiek-)baanseizoen wilde hij het liefst zijn intervallen op een vlak parcours lopen. Vlak, tja, kom daar maar eens om in Noorwegen. Als je van een Noor een tip krijgt over een plek waarvan hij vindt dat het er goed hardlopen is, kom je meestal terecht op smalle bospaadjes vol met boomstronken en rotsen. Beter geschikt voor uitstapjes van het type ‘bergwandeling’, vinden wij. Het is natuurlijk maar net wat je gewend bent. Na enig speurwerk was John er overigens wel in geslaagd her en der zijn parcoursjes uit te zetten, maar ideaal was het niet.

Toen we naar Ringveien verhuisden besloten we dan ook dat het tijd was om een loopband aan te schaffen. Zo gezegd, zo gedaan. Op een dag werd er een loeizwaar pakket bezorgd. Ja hoor, de loopband. We hadden gedacht beneden een trimkamer te maken, maar het kreng was nauwelijks van z’n plaats te krijgen. Wat nu? Een loopband in de voortuin, dat was ook niet echt de bedoeling. Uiteindelijk kozen we voor een kamer boven en nadat we hersteld waren van onze rugfractuur konden we de band in gebruik nemen. Hij doet nog steeds dienst, zeker nu het weer regelmatig glad is buiten.
John traint, als het weer het toelaat, ook veel in het dorp en is daardoor een lokale bekendheid geworden, erg grappig (“Oooh, dat kleine mannetje dat zulke harde intervallen loopt op Solsiden, jahaaa, die ken ik wel hoor, oh, is dàt nou John?”).

Het asociale deel van ons sportieve leven hadden we dus aardig op orde, maar zelfs wij willen af en toe in onze vrije tijd wel eens contact met andere mensen. John had het snel voor elkaar door mee te gaan doen aan het wekelijkse zaalvoetbalavondje voor leraren, ex-leraren en gepensioneerde leraren, maar ik kon mijn draai niet echt vinden.

In januari haalde een collega me over om mee te gaan naar conditietraining. Nee, het was echt geen aerobics, verzekerde ze me toen ik vertwijfeld wat bezwaren begon te mompelen. Ik mee, en na vijf minuten wist ik het eigenlijk al: dit is he-le-maal niks voor mij. Okee, veel mensen vinden het leuk (bleek ook wel uit het feit dat we als sardientjes opeengepakt in het gymzaaltje stonden), maar zo'n training op muziek met pasjes enzo, daar krijg ik acuut allergische reacties van.
Mijn eerste poging tot deelname aan het lokale clubleven konden we als mislukt beschouwen en in de maanden die volgden, modderde ik een beetje aan met hardlopen en baantjes trekken in het zwembad.

Na de zomervakantie besloot ik het nog een keer te proberen. Ik was er intussen achter dat de meeste sportclubs in Risør alleen actief zijn voor jeugdleden. Het lijkt wel of hier bijna niemand van boven de 18 geïnteresseerd is in competitief sporten. Gelukkig is er de innebandyclub. Tot vorig jaar had ik nog nooit van innebandy gehoord, maar hier is het een populaire sport. Het is, simpel gezegd, ijshockey zonder ijs. Een snelle, felle sport, leuk om te doen. Klein nadeel is dat ik sinds de middelbare school geen hockeystick meer in mijn handen heb gehad (en daarbij is innebandy toch anders dan het Nederlandse hockey), maar dat mag de pret niet drukken. Nu, na een maandje of drie, heb ik zelfs af en toe het idee dat de bal doet wat ik wil.

Sinds kort ben ik bij een tweede club(je): badminton. Oude liefde roest niet, dat blijkt maar weer. Zoals veel andere kleine verenigingen, staat ook deze club nergens vermeld. Het is gewoon een verzameling mensen die op een of andere manier bij elkaar in een gymzaal zijn beland. Eén van die mensen is toevallig de kamergenoot van John en zo kwam het dat ik nu ook lid ben van de ‘Club Zonder Naam’.

zaterdag 22 november 2008

Spar

Na een prachtige dag met strakblauwe lucht en volop zon, warm ik me nu heerlijk aan het vuur van de houtkachel terwijl John zich in de keuken uitleeft op een nieuw recept. Net als in Nederland hanteren we hier wat het koken betreft ons "twee dagen op-twee dagen af" systeeem. Voor wie het systeem niet kent: om en om hebben we twee dagen kookbeurt, twee dagen vrij. Degene die kookt, zorgt ook voor boodschappen, afwas en avondkoffie, de ander luiert. Bevalt nog steeds! Dankzij de kortere werkdagen en dito reistijd hebben we hier netto meer vrije tijd dan we in Nederland hadden. Dus ook meer tijd om in de keuken door te brengen. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat vooral John meer tijd in de keuken doorbrengt. Niet alleen om te koken, maar ook om te bakken. Er is al maanden geen supermarktkoekje meer ons huis binnengekomen, om precies te zijn sinds John het boek "500 koekjes" kocht. Het duurt natuurlijk wel even voordat we die allemaal gemaakt en geproefd hebben...

De ingrediënten voor al dat heerlijks halen we voor het overgrote deel gewoon bij de plaatselijke supermarkt (bij één van de vijf plaatselijke supermarkten) en daar redden we ons goed mee. Eens in de zoveel weken echter wijken we uit naar een grotere supermarkt om wat speciale dingetjes te kopen. Tot nu toe gingen we daarvoor meestal naar Arendal, maar sinds een paar dagen kunnen we dichter bij huis terecht. Op 20 minuten rijden zit nu namelijk een Eurospar. Een wat-Spar? Een Eurospar ja. Misschien heb je die in Nederland ook wel. Ik zou het niet weten.

Voor mijn eerste Spar-herinneringen moeten we zo'n 30-35 jaar terug in de tijd. Als ik bij mijn oma in Uitgeest logeerde (of bij mijn tante die er tegenover woonde), deden we namelijk boodschappen bij de Spar in "de nieuwbouw" (ja, dat moet wel in de jaren 70 geweest zijn, dat was toch de tijd dat je het over "de nieuwbouw" had). Ze kwamen overigens ook wel bij Appie H., herinner ik me, maar dat was de andere kant op. Voor het boodschappen doen zelf had ik geen bijzondere passie, maar wel voor twee bijkomstigheden: het voorttrekken van de enigszins ouderwetse, maar later hip geworden boodschappentas op wieltjes en het plakken van spaarzegeltjes. Ontelbare boekjes zijn er volgeplakt. Alles met behulp van zo'n zompig postzegelkussen. Vond ik ook te gek, dat kussentje, en de plakervaring is later nog goed van pas gekomen, bij mijn vakantiewerk op het postkantoor.

Maar de Spar zelf, tja. Ik zie niet veel anders voor me dan een aftands buurtwinkeltje in een dorp in Limburg waar we een keer op vakantie waren. Van geen enkele plek waar ik gewoond heb, kan ik me een behoorlijke Spar herinneren. Toch bestaat-ie nog steeds. De Spar was blijkbaar al die tijd ergens anders dan ik. Maar nu dus niet meer. Nu hebben we de Eurospar mèt 22 meter lange "vers-counter". Ook al heb ik nog nooit het aantal meters Vers geteld in een supermarkt, ik ben meteen bereid te geloven dat 22 meter een heleboel is. We hoefden dan ook niet lang na te denken toen we het fantastische Spar-nieuws in de krant lazen. Daar moesten we heen!

En zo ging ons weekenduitstapje van deze week naar de Eurospar. We hebben ons prima vermaakt. Hoewel we maar een paar boodschappen op ons lijstje hadden staan, slaagden we er in bijna een uur in de winkel door te brengen. We vergaapten ons aan een zeeduivel met opengesperde bek, antilopebiefstuk en vacuüm verpakte schapenkoppen (in bepaalde regio's is het gebruikelijk in deze tijd van het jaar schapenkop-etentjes te organiseren. Het fijne weet ik er niet van en dat wilde ik voorlopig maar zo houden ook). De krant had niet overdreven, het is een prachtige zaak die in niets doet denken aan de buurtsuper uit mijn herinnering. Op 1 ding na misschien: op de buitengevel hangt het vertrouwde, ietwat oubollige, groen-rode kerstboomlogo. Sommige dingen veranderen gelukkig niet.

zaterdag 8 november 2008

Schaatsseizoen

Zoals elk jaar werd ik ook nu weer een beetje overvallen door de start van het schaatsseizoen. Begin ik er net aan te wennen dat het herfst is, krijgen we meteen de winter over ons heen. Maar goed, het heeft hier ook al een keer gesneeuwd, dus waar heb ik het eigenlijk over?

Tv-zender NRK heeft ook dit jaar een ‘Hoera het is winter’-filmpje in elkaar gedraaid om ons warm te maken voor alle sportuitzendingen waar we de komende maanden van kunnen gaan genieten. Ik moet toegeven: wie van wintersport houdt, hoeft zich, ook op de dagen dat hij er zelf niet op uit gaat in de sneeuw, niet te vervelen hier. Het populairst (op tv dan) zijn langlaufen, biatlon en schansspringen, op enige afstand gevolgd door skiën, schaatsen en ijshockey. Een wintertje langlaufen (met of zonder geweer op de rug) op tv volgen, en je bent precies op de hoogte van zowel het sportieve als het persoonlijke wel en wee van de toppers. Nu begin ik die sport inmiddels aardig te waarderen, maar als rechtgeaarde Nederlander ben ik natuurlijk vooral geïnteresseerd in het schaatsen. Daarmee kan ik dan in elk geval één cliché-beeld dat Noren van Nederlanders hebben (‘houden van schaatsen’) bevestigen. Een hele opluchting na de eerdere teleurstellingen op het gebied van klompen en hasjcake.

Tijdens gesprekken over schaatsen komen vaak dezelfde onderwerpen aan de orde. Met stip op nummer één staat Ard Schenk. Daar moest ik even aan wennen, want Ard is eigenlijk van voor mijn tijd. En als het dan over schaatsers van die tijd gaat, zou ik eerder denken aan Kees Verkerk. Die runt tenslotte een camping hier niet zo ver vandaan. Maar het gaat dus over Ard. Die is waanzinnig populair. ‘Spreekt zo goed Noors’, zeggen de heren. ‘Zo’n knappe man’, zwijmelen de dames. Ja, ik ben er nu achter dat Ard in zijn glorietijd op veel Noorse meisjeskamers aan de muur heeft gehangen. In posterformaat dan.
Gespreksonderwerp nummer twee is het schaatsen op de grachten, je weet wel, dat tafereel dat je weleens ziet op oude romantische foto’s en schilderijen. Mijn Noorse collega’s denken dat dit een standaard Nederlands winterbeeld is en zijn altijd een beetje teleurgesteld als ik vertel dat je in Nederland niet elke winter op de grachten kunt schaatsen (ondertussen verwoed in mijn geheugen gravend naar de laatste keer dat ik op natuurijs stond).
Over het schaatsen anno nu wordt niet zoveel gepraat, behalve dan af en toe de verzuchting dat het met het Noorse schaatsen niet meer is wat het geweest is.

Tja, schaatsen in Noorwegen. Tijdens wedstrijden in Hamar bestaat het publiek voor driekwart uit geëmigreerde of meegereisde Nederlanders. De rest van de aanwezigen is waarschijnlijk familie van Håvard Bøkko (en van zijn zusje, die kan namelijk ook hard schaatsen). Arme Håvard, moet de schaatsdroom van een heel land zien te verwezenlijken. En in elk interview de vraag beantwoorden wanneer hij Sven Kramer gaat verslaan. In elk interview geeft hij monter hetzelfde antwoord: ‘Ik ga hard mijn best doen om zo dicht mogelijk bij Sven te komen, en hopelijk er voorbij’. En dan schaatst of traint hij weer verder. Weinig tumult rond de enige Noorse schaats-ster van dit moment. Lawaai komt hier hoofdzakelijk van de trainer, Peter Mueller. Jaren staat hij alweer naast de baan hier, en net als in Nederland is hij elk seizoen wel goed voor een paar fikse rellen.
Grappig is dat we nu zowel de Noorse als de Nederlandse versie van de gebeurtenissen op en rond het ijs kunnen volgen. Vermaak in stereo.
Toch wel leuk dat het weer winter is.

zondag 19 oktober 2008

Congres

Afgelopen week was ik in Bergen op een congres met als thema "arbeidsmiljø". In Nederland zou het arbocongres geheten hebben denk ik. Kort samengevat ging het over veiligheid en gezondheid op het werk, de krapte op de arbeidsmarkt, import van buitenlandse werknemers en de vergrijzing. Een hoop onderwerpen voor je geld dus, en dat mocht ook wel want goedkoop was het niet. Daar komt nog bij dat je hier in de meeste gevallen niet alleen de deelnamekosten moet rekenen, maar ook (vlieg)reis en overnachting. We wonen nou eenmaal in een groot land met een beperkt wegennet.
Net als veel andere gemeenten zit Risør kommune krap bij kas (en dan staat het gemeentegeld nog niet eens geparkeerd bij een IJslandse bank, kun je nagaan). Het was daarom mooi dat we de verblijfskosten binnen de perken konden houden door te overnachten bij de zus van Marit, de collega met wie ik samen naar het congres ging. Nu kostte de overnachting slechts een bloempot van de lokale keramiekbakkerij plus een chrysant.

Goed, twee-en-een-halve dag congres dus. Nog wat opgestoken? Jazeker!
Om te beginnen was het een stoomcursus integratie voor gevorderden. Onder de sprekers waren een staatssecretaris en andere politici, professoren, een filosoof, een universitair onderzoeker tevens bekend van een populair tv-programma, en een komiek. Die laatste persifleerde een groot aantal vooraanstaande Noren waarvan ik er zowaar een paar (her)kende.
Daarnaast voorzag het congres in een verdieping van mijn kennis van de Noorse taal en overige Scandinavische talen. Er waren niet alleen sprekers uit de verschillende uithoeken van Noorwegen, maar ook uit Denemarken en Zweden en die hielden, zoals dat hier gaat, hun verhaal in hun eigen taal. Grofweg kun je stellen dat voor ons en de meeste Noren het Zweeds goed te verstaan is en wat moeilijker te lezen, terwijl het met Deens precies andersom is. Omdat alle sprekers naast hun mondelinge verhaal ook een Powerpointpresentatie met tekst bij zich hadden, kwamen we onder de streep toch nog in de plus uit, om het zo maar eens te zeggen.
Tot slot leerde ik weer iets bij over de mens. Dat ging zo: de laatste avond was er een diner voor alle congresgangers. Daartoe was een deel van een enorme parkeergarage afgezet en aangekleed. Ik hoorde tot dan toe bij dat deel van de bevolking dat nog nooit warm heeft gegeten in een parkeergarage, dus ik vond het wel een apart idee. We belandden aan tafel bij twee vrouwen uit Oslo en raakten aan de praat. Toen ze hoorden dat ik uit Nederland kwam, werden ze enthousiast. Zij hadden ook een collega uit Nederland en zouden onder zijn leiding binnenkort een reisje naar Haag (zoals ze hier Den Haag noemen) en Amsterdam ondernemen. Daar hadden ze enorm veel zin in, maar ehh... wat ze zich afvroegen was hoe het in Nederland nou zat met zaken als hasjcake en coffeeshops enzo... Tja... Ik wilde natuurlijk niet onbeleefd zijn, en kon met enige moeite voorkomen dat ik dubbelklapte van het lachten. Coffeeshops zijn er inderdaad, legde ik geduldig uit, maar niet op elke straathoek en het is ook niet zo dat alle Nederlanders daar vaste klant zijn. Mijn tafelgenoten waren oprecht verbaasd. Tjonge, het zat daar in Nederland dus heel anders in elkaar dan ze altijd gedacht hadden!

Later vroeg ik me af wat dit nu eigenlijk betekende.
Zei het iets over de Noren? Het is tenslotte een volk dat relatief weinig buiten de eigen landsgrenzen komt, met uitzondering van af en toe een kant-en-klaar reis naar een warm eiland en een vluchtige "harry-tur" (alcohol en sigaretten inkooptrip) naar Zweden. Hmm, zou kunnen.
Zei het iets over Nederland? Presenteren we ons op zo'n eenzijdige manier dat het logisch is dat buitenlanders een verdraaid beeld van de werkelijkheid krijgen? Misschien.
Of zei het gewoon iets over de mens in het algemeen? Zijn we zo kortzichtig dat we ons op grond van een paar indrukken een totaalbeeld vormen van een land en een volk dat we eigenlijk niet kennen? Een beeld dat we vervolgens maar moeilijk kunnen nuanceren?
Ik houd het op het laatste.

Over arbeidsmiljø heb ik overigens ook nog het één en ander geleerd. Goed congres.

zondag 12 oktober 2008

Obi

Gisteren hebben we Obi uitgezwaaid. Obi was onze eerste grote aanschaf in Noorwegen, een zwarte Honda Civic. Nou ja, eigenlijk was hij auberginekleurig (vandaar de naam), maar dat zag je alleen als hij net gewassen was.
We kwamen op een maandag aan in Noorwegen, dinsdag gingen we Obi bekijken en woensdag was hij van ons. Een week later kreeg hij een zusje, Sjø (zee), een zeegroene Nissan. In de maanden die volgden brachten Obi en Sjø ons dagelijks van ons campinghuis naar onze verschillende werkplekken. Tot we in december naar ‘de stad’ verhuisden. Toen woonden we op loopafstand van ons werk en hadden we eigenlijk geen twee auto's meer nodig. (En voor de verstokte OV-fans die zich afvragen of we ze dan eerst echt wel nodig hadden: ja! Met de bus van hier naar Arendal is geen feest en een trein hebben we niet.)
We besloten de nieuwe situatie even aan te kijken en na een maand of twee-drie te evalueren. Halverwege februari waren we wel uitgeëvalueerd. Het was duidelijk: we hadden genoeg aan één auto. Dat we de auto pas twee weken geleden te koop zetten, bewijst dat we al aardig ingeburgerd raken in het Noorse tempo: je hebt een project en je hebt geen idee wanneer het klaar is...
Maar goed, nu is Obi dus verkocht en weg. Het is natuurlijk niet veel meer dan een blik op wielen, maar ik moet toch even wennen aan het idee dat hij niet meer van ons is. Wat me wèl bevalt is dat het een stuk ruimer is in de garage, nu er vier winterbanden verdwenen zijn.
Ach ja, de garage, ook zo'n project. Beetje groot project, dat wel. Het is nu niet veel meer dan een paar planken op een stuk aarde. Donker en vochtig en met een deur die niet goed dicht kan. Al is dat laatste niet direct een probleem hier. Maar voor de garage hebben we alleen nog maar een vaag idee, geen concreet plan. Dat zal nog wel een paar jaar duren dus.

zondag 5 oktober 2008

Herfstzondag


De storm die Nederland vannacht teisterde, heeft ook in delen van Noorwegen huisgehouden. Toen ik vanochtend beneden kwam, lagen de tuinstoelen op een hoop in een hoek van het terras en had de klimroos van de overbuurvrouw het loodje gelegd. Ik was eerlijk gezegd een beetje verrast, want toen ik zaterdag op de Noorse weersite yr.no keek, had ik niet gezien dat er zo'n storm voorspeld werd. Dat zeg misschien meer over mij dan over yr.no al is het natuurlijk de vraag in hoeverre je een weersite die zich vertaald in het Nederlands motregen.nl zou noemen, serieus kunt nemen.

Vandaag waait het nog steeds behoorlijk. De golven op zee hebben woeste witte schuimkoppen en denderen in volle vaart tegen de rotseilandjes voor de kust aan. Een mooi gezicht met de zon er op. Want die schijnt gelukkig weer. Behalve dat alles er leuker uit ziet, heeft de zon nog een ander voordeel. Het is een belangrijke verwarming voor ons huis. Zolang de zon schijnt, hoeft de kachel niet aan en dat is lekker voordelig. Ja, we blijven natuurlijk Nederlanders...

Helaas schijnt ook hier de zon niet elke dag, dus we hebben onze maatregelen voor het winterseizoen al getroffen. Vorige winter hebben we veel elektrisch gestookt (geen cv hier) en weinig op hout. Omdat we halverwege de winter verhuisden, hadden we namelijk geen grote houtvoorraad aangelegd. Elektrisch verwarmen is echter niet erg economisch, zeker niet nu de elektriciteitsprijzen stijgen, en daarnaast mist het ook nog eens de knusheid van de houtkachel. Dit jaar moest het anders, besloten we.
Wil je een beetje goed hout kopen tegen een redelijke prijs, dan moet je er op tijd bij zijn, dus John begon in augustus al met een belrondje. Enige tijd later belde de uitverkoren houtboer terug met de mededeling dat hij in de loop van de volgende week twee pallets zou komen bezorgen. Nu namen we dat bericht met een flinke korrel zout, want we hebben intussen wel geleerd dat men hier niet al te veel haast maakt als er iets geleverd moet worden. Maar deze houtboer was de uitzondering op de regel. Exact op het afgesproken tijdstip stopte zijn vrachtwagen voor de deur en even later stonden er twee pallets hout naast de weg. Nu kwam de grootste klus: het hout verslepen van de pallets naar de houtschuur. Die is onder het huis, aan de achterkant en het was dan ook een heel gesjouw om de voorraad daar te krijgen. Maar nu ligt alles netjes opgestapeld in de schuur. De kachel heeft al een paar keer gebrand. Laat de winter maar komen!

dinsdag 23 september 2008

Een gewone werkdag

Het werk als P&O adviseur bij de gemeente Risør lijkt op veel punten op het werk van een P&O adviseur bij een willekeurig ander bedrijf, of dat nou Nederlands of Noors is. Op een paar punten is het heel anders. Daar zou ik met gemak een paar blogjes aan kunnen wijden. En dat doe ik misschien nog wel eens, maar niet vandaag. Vandaag gaat het over een doorsnee-dag op mijn werk. Gewoon, voor wie het leuk vindt om te lezen hoe zo’n dag er uit ziet.

Maandagochtend. Na ongeveer een kwartiertje wandelen, klik ik tegen achten met mijn toegangspasje de deur van het gemeentehuis open. Het pasje is een aantal jaar geleden ingevoerd om te voorkomen dat brutale Risørburgers te pas en te onpas in de gemeentelijke (meestal bouw-)archieven komen graaien. Eenmaal op mijn kamer verwissel ik mijn gympen voor een paar nette schoenen en start mijn pc op. Ik heb een kamer alleen, zoals bijna iedereen hier. De kamer is niet gigantisch, maar toch wel zo groot dat ik hem in Nederland zeker met iemand had moeten delen om niet het maximale (tevens minimale) aantal vierkante meters per persoon te overschrijden.
Vervolgens richting de keuken die we delen met de collega’s van ”technisch”. Zij beginnen vaak vroeg, dus met een beetje geluk is de koffie al klaar. Met een beetje pech is-ie net op, dat kan ook. Voordeel is dan wel dat ik zelf koffie kan zetten. Weet ik in elk geval zeker dat het geen bak slootwater wordt.

Vorige week was erg hectisch, maar vandaag staan er geen afspraken op het programma. Mette-Marit, mijn collega, baas en kantoorbuurvrouw, is twee dagen weg. Het zou weleens een eenzaam dagje kunnen worden.
Ik begin met het wegwerken van wat losse eindjes van een paar sollicitatieprocedures: mensen bellen, brieven en mails schrijven, van zaken die klaar zijn de elektonische dossiers afsluiten. Het elektronische post- en dossiersysteem is echt een uitkomst. Als er nog wat op papier binnenkomt, wordt dat gescand en elektronisch naar de juiste persoon gestuurd. Geen stapels papier meer, en niet meer van die ergerlijke “bakjes” die ik toch al nooit gebruikte.
Het systeem is ook handig in verband met de verplichte “openbaarheid” van de verschillende gemeentelijke zaken. Via de website van Risør kommune kan iedereen alle inkomende en uitgaande post zien en desgewenst een kopie van het dokument opvragen. Gelukkig mogen we bepaalde persoonlijke informatie wel afschermen. Niet de hele wereld hoeft tenslotte te weten dat een langdurig zieke wordt uitgenodigd voor een re-integratiegesprek.
Re-integratie is het volgende onderwerp, Eens per maand hebben we een dag waarop we gesprekken voeren met mensen die langere (meestal) of kortere (soms) tijd ziek zijn. Dat is een heel circus. Behalve de persoon in kwestie, diens leidinggevende en ik, is er ook altijd iemand van de arbodienst aanwezig en iemand van NAV. NAV is een soort UWV en CWI in één, en betaalt o.a. ziekengeld uit. De reputatie van NAV is trouwens ook vergelijkbaar met die van UWV en CWI.
Ik brei de agenda voor de volgende gesprekkendag rond. Dat wordt overwerken. Gelijk maar even een mailtje naar de dames van NAV en de arbodienst. Dan weten die ook vast dat het eten die dag niet om vijf uur op tafel kan staan.

Met al dat geknutsel en gepuzzel vliegt de tijd voorbij en om 10 over 11 zak ik af naar de kantine: lunch. De tijd dat ik me moest inspannen om de gesprekken aan tafel te kunnen volgen, ligt gelukkig achter me. Het enige wat nog wel eens lastig kan zijn, is als het gesprek gaat over mensen uit het dorp (die iedereen kent, behalve ik). Vandaag gaat het over boeken die ik gelezen heb en een tv-serie die ik gevolgd heb, dus ik kan lekker meebomen.

Een halfuurtje later zit ik weer achter mijn bureau. Het is de hoogste tijd om eens aan de slag te gaan met de twee speerpunten uit het personeelsbeleid die (in goed overleg) op mijn bord terecht gekomen zijn: werving en selectie, en terugdringen ziekteverzuim. Ik loop even bij Else binnen om te overleggen hoe ik het beste input vanuit de organisatie kan krijgen voor deze punten. Else is de baas van Mette-Marit, in Nederland zou zij waarschijnlijk unit manager genoemd worden, hier heet ze eenheidsleider. Ze is ook de rechterhand van onze rådmann (de gemeentesecretaris) en dat komt mooi uit, want als je hier niet genoeg vrouwen in het management hebt, moet je in het strafbankje.

We worden het er over eens dat ik de punten inbreng in de volgende managementvergadering en ik regel vervolgens dat ik daar op de agenda beland. Mooi, nu weet ik dat ik over twee weken een deadline heb. Het gebeurt wel vaker dat ik, al dan niet samen met Mette-Marit, iets mag vertellen in het managementteam en ik bereid die bezoekjes altijd extra goed voor. Het is toch leuk als het er in -bijna- vloeiend Noors uitkomt, nietwaar? Gelukkig ken ik alle leidinggevenden en ook vele anderen intussen goed, inclusief al hun rare dialecten, waardoor ik niet meer zo nerveus ben voor dit soort optredens.

Een groot deel van de middag gaat heen met het verzamelen van statische personeelsgegevens. Daar hebben we jammer genoeg een nogal krakkemikkig programma voor.
Om drie uur houd ik het voor gezien. In het zonnetje wacht ik op John die even later van de berg af komt wandelen en samen lopen we naar huis. Deze week kan dat nog. Op 1 oktober gaat bij de gemeente de wintertijd weer in, die zware zes maanden waarin ik tot vier uur moet werken.

zaterdag 13 september 2008

Sopptur


Sinds 1 september is het officieel herfst hier en herfst betekent paddestoelen. Paddestoelen die je kunt plukken en in de vriezer kunt stoppen zodat je er het hele jaar van kunt eten. Dan moet je natuurlijk wel weten wat goed is en wat niet en op dat punt hadden we uiteraard een klein probleem. Maar geen nood, een Noorse kennis bood de helpende hand. Zoals gewoonlijk, zou ik bijna zeggen. Noren mogen dan de reputatie hebben dat ze wat nors zijn en dat het moeilijk is contact met ze te krijgen, maar daar hebben wij tot nu toe nog niet zoveel van gemerkt.

Een jaar geleden zag het er al even naar uit dat we op sopptur (paddestoelentocht) zouden gaan, maar toen kwam het er niet van. Nu kreeg John opnieuw een aanbod van collega Ragnhild en we besloten meteen toe te slaan. Zo kwam het dat we vorige week zondag, in de motregen, koers zetten richting de benzinepomp. Daar troffen we Ann Kristin, een andere collega van John, en Ragnhild met man Tore en hun twee honden. Gezamenlijk tuften we naar het begin van een bospad, een eindje buiten het dorp. Het was intussen opgehouden met zachtjes regenen, maar daar lieten we ons niet door weerhouden. Getooid in regenkleding en gewapend met manden en messen trokken we het bos in. Op jacht naar onze allereerste zelf geplukte paddestoel.

Wij waren tot deze sopptur in de veronderstelling dat alle Noren verstand hadden van paddestoelen, dat ze al vanaf kleuterleeftijd leerden welke paddestoelen eetbaar en lekker waren, welke eetbaar maar minder lekker waren en welke je vooral niet in je mond moest stoppen omdat ze giftig waren. Dit deel van ons cliché-beeld van de Noor bleek echter niet helemaal te kloppen, want Ann Kristin was net zo'n beginner op paddestoelengebied als wij.

Ragnhild ging ons voor op het pad en al na 30 meter had ze de eerste eetbare paddestoel gevonden. Het zou niet bij die ene paddestoel blijven. Drie uur later hadden we een mand en een zak (een papieren zak, want plastic is uit den boze als je paddestoelen plukt) vol met verschillende soorten paddestoelen. Als we zonder paddestoelenkenner op stap waren gegaan, zou ons dat nooit gelukt zijn. Sterker nog, we hadden waarschijnlijk geen paddestoel durven plukken. Ongelooflijk zoveel verschillende soorten als we in het bos zijn tegengekomen. Onschuldig ogende exemplaren die in de categorie "beslist niet eten" bleken te vallen, paddestoelen die op zich goed waren, maar al te oud om nog lekker te smaken, en heel veel die zo onze mand in konden. Aan het eind van de rit kregen we nog het boek "smakelijke paddestoelen" te leen, met allerlei nuttige informatie voor beginners zoals wij. In dat boek staan niet alleen de "gewoon goede" en de "gewoon giftige" paddestoelen, maar bijvoorbeeld ook de zogenaamde dubbelgangers: niet eetbare (of soms wel eetbare maar niet lekkere) paddestoelen die bijna het evenbeeld zijn van een wel goed eetbare variant.

Op 1 portie na die 's avonds meteen de pan in ging, moesten de paddestoelen natuurlijk verder verwerkt worden. Dat bleek nog een aardig klusje: sorteren, even laten liggen, schoonpoetsen, laten wellen in hun eigen vocht, afkoelen en naar schatting een stuk of 25 diepvriesporties klaar maken. Na een avond ambachtelijke keukenarbeid kon ik even geen paddestoel meer zien, maar dat hoefde ook niet want ze zaten veilig weggestopt onder het deksel van de vriezer. Was die (de vriezer dus) ook eindelijk eens in gebruik genomen. De vorige bewoners hadden hem voor ons achtergelaten en hoewel we er blij mee waren, hadden we nog niet meegemaakt dat we meer diepvriesdingen in huis hadden dan de laden in de koel-vriescombinatie aan konden.

Er is nog aardig wat ruimte over in de vriezer. Ik zit te denken...volgende maand begint het jachtseizoen. Zou zo'n eland er nog bij passen?

woensdag 3 september 2008

Oogst

Vier potten met goudbruine pruimenjam lachen me toe vanaf het aanrecht. Tjonge, wat ziet het er mooi uit. Heb ik dit echt zelf gemaakt?

Op ons grasveldje staat een pruimenboom, een mooie oude. Ik verbeeld me in elk geval graag dat-ie er al staat vanaf 1963, het jaar waarin het huis is gebouwd. Deze pruimenboom is onze eerste echte eigen fruitboom en we waren natuurlijk benieuwd of hij het net zo goed zo doen als de vorige bewoners van het huis beloofd hadden.
Zoals met alles tot nu toe, bleek ook nu hun informatie helemaal te kloppen. De boom bloeide prachtig en in de loop van de zomer kwamen er langzaam maar zeker talloze minipruimpjes tevoorschijn. De groeiperiode leek eindeloos te duren en toen de pruimpjes eenmaal pruim waren geworden, duurde het nog zo lang voordat ze begonnen te kleuren dat ik me begon af te vragen of we misschien groene pruimen hadden in plaats van rode.

Maar plotseling was het zo ver: de eerste rijpe pruim kon geplukt worden. Een paar dagen later hadden we zoveel pruimen dat we er aan begonnen te twijfelen of we ze ooit op gingen krijgen. Pruimentaart bakken was het eerste middel dat we inzetten. Gelukkig was Benjamin net een week bij ons, waardoor we er in slaagden in korte tijd niet één maar wel twee pruimentaarten te verorberen. Toch slonk de voorraad nog niet echt. Ik zag eigenlijk maar één oplossing: jam maken. Hoewel het jam maken een lange traditie kent in mijn familie, was de vonk tot nu toe niet op mij overgeslagen. Ik kon nog net bedenken dat er waarschijnlijk geleisuiker aan te pas kwam, maar had geen idee hoe het verder in zijn werk ging. Een telefoontje naar mijn moeder bracht echter uitkomst en twee dagen later stond er een pan dampende pruimenjam in wording op de kookplaat. Een kilo pruimen was er in gegaan. Niet zo veel (de boom is nog lang niet leeg), maar je moet klein beginnen nietwaar? Vier potten heeft het dus opgeleverd. De eerste lepel jam ging op een echte Noorse wafel. Mjam, lekker!

woensdag 20 augustus 2008

Kaaskoppen en hansworsten

Nu we ons eenjarig jubileum gevierd hebben, is het tijd om eens wat meer te vertellen over het dagelijks leven hier. Noorwegen mag dan qua "cultuur" niet zo extreem anders zijn dan Nederland, er zijn toch behoorlijk wat verschillen. Naarmate we hier langer wonen, krijgen we daar beter zicht op. Laten we beginnen met het onderwerp "eten".

Noren zijn trots op hun producten en tradities, maakt niet uit in welke categorie die vallen. Toen een collega me maanden geleden belangstellend vroeg of Nederland traditionele gerechten kende, zat ik met mijn mond vol tanden. Toen ik het later aan John vertelde, dreunde die meteen een heel lijstje met gerechten op, boerenkoolstamppot bovenaan. O ja... Niet aan gedacht. Nee, ik ben bepaald geen ster als het gaat om het vertellen over wat nou typisch Nederlands is. Al weet ik niet of het wat zou uitmaken voor het beeld dat Noren van Nederland hebben. Ik heb al vaak proberen uit te leggen dat echt niet alle Nederlanders op klompen lopen, maar dat wil er geloof ik nog niet helemaal in bij onze Noorse vrienden.

"Kunnen we iets voor jullie meenemen?". Iedereen die tot nu toe op bezoek is geweest heeft die vraag gesteld. En wij zeggen altijd ja! Het gaat wat te ver om te zeggen dat er dingen zijn die we echt missen. In Noorwegen is tenslotte zo'n beetje alles te koop wat je in Nederland ook hebt. Alleen zijn sommige dingen in Nederland gewoon lekkerder (vinden wij).
Bovenaan de lijst met importvoedsel staan kaas en pure chocolade. Gedeelde eerste plaats zou ik zeggen.
Het assortiment pure chocolade is in de gewone supermarkten niet groot. "Wij zijn niet zo van de pure chocolade", zeggen ze hier, "maar onze melkchocolade is super". Tja, het is natuurlijk een kwestie van smaak, en we moeten constateren dat ons idee van chocolade anders is dan dat van de Noren.
Dan de kaas. Ehh, kaas??? Die smakeloze gele stukjes rubber uit de supermarkt bedoel je? ja, die ja, ik kan er ook niets aan doen dat die als kaas verkocht worden. OK, toegegeven, de Noren hebben brunost, bruine kaas. Dat vind ik nou toevallig heel erg lekker, maar met kaas heeft het niet zoveel te maken. Het grappige is dat veel Noren hun eigen gele kaas ook niet lekker vinden. Maak dan iets beters, zou je denken. Maar nee. Overigens kun je hier als je heel goed zoekt en je ogen dicht doet als je je geld uit je portemonnee haalt, wel echte Goudse (dus niet aangepast aan de smaak hier) kaas vinden, maar niet in ons dorp. Te oordelen naar de stukken kaas die mijn ouders het afgelopen jaar naar Noorwegen hebben vervoerd of laten vervoeren, moet de omzet van de firma Beemsterkaas flink gestegen zijn.
Ook populair op het importlijstje zijn Nutella en koffie.

Net we als in Nederland deden, bakken we hier zelf brood. Dat klinkt rustieker dan het is, want we gebruiken gewoon zo'n zelfs-de-grootste-sukkel-kan-het broodbakmachine. En broodmix van Lidl. Zolang de voorraad strekt. Lidl constateerde namelijk dat ze geen poot aan de grond kregen in Noorwegen en heeft zijn supermarkten verkocht aan de nationale boodschappengigant Rema. Het was altijd lekker boodschappen doen bij Lidl: geen mens in de winkel. Maar dat heeft dus ook z'n nadelen. Op het gebied van brood zou het trouwens leuk zijn geweest als de Deense overheersers destijds wat meer hun sporen hadden achtergelaten. Het uitgebreide broodassortiment bij de bakkers in Skagen is me goed bijgebleven. Daarbij vergeleken, is het hier niet veel soeps.

Nou, als ik mijn verhaal zo teruglees, lijkt het alsof er weinig deugt van de Noorse levensmiddelen. In de praktijk is het natuurlijk niet zo dramatisch. We laden elke week vrolijk onze kar vol bij de Rema en we eten lekker. Naast de brunost in zijn vele varianten, zijn er meer dingen die ons bevallen, vooral de vis: veel keuze en over het algemeen betaalbaar. Dankzij de goede vangst zijn de (ongepelde) garnalen dit jaar zelfs bijna te geef. Garnalen eten is een populaire bezigheid hier, vooral op zomerse bedrijfsuitjes. Het is niet voor niets dat John op dit moment samen met zijn collega's op "garnalenavond" is.

Waar Noren van houden? Het eerste dat bij me opkomt, is vlees. Het tweede dat bij me opkomt, is ook vlees. Ik heb de statistieken er niet op na geslagen, maar het kan niet anders of Noorwegen gooit hoge ogen in de strijd om de titel "meestercarnivoren". Vleeswaren, worsten, lappen, bouten; op brood, in de pan, en -het allerliefst- op de barbecue. Boodschappenkarren vol met vlees worden behendig door de supermarkt gestuurd. Hebben we een cursusdag waarop de lunch is inbegrepen, dan zit er op twee van de drie broodjes vlees (en op het derde garnalen). Koop je bij de kiosk op het vliegveld een kop koffie, is de kans groot dat degene voor je en degene na je met een worstenbroodje de zaak uit stappen.
Vegaburgers heb ik nog niet kunnen ontdekken. Wie geen vlees eet, moet hier in elk geval creatiever zijn dan in Nederland.

Ach ja, ben benieuwd wat we morgen eten.

zondag 10 augustus 2008

Zomervakantie



Drie weken geleden begon onze zomervakantie, of eigenlijk mijn zomervakantie, want die van John was natuurlijk al een tijdje aan de gang. Drie weken geleden vierden we ook dat we precies een jaar in Noorwegen woonden. Tijd voor reflectie dus, maar eerst op vakantie!

De reis ging naar Noord-Italië en Slovenië. Niet geheel toevallig, want in Ljubljana werd deze zomer het EK atletiek voor masters (een mooi woord voor veteranen = iedereen boven de 35) gehouden, en John had zich daarvoor aangemeld. De handigste manier om in Slovenië te komen was bij Ryanair een ticket naar Bergamo kopen en vandaar met de auto verder gaan.

De eerste stop was dus Bergamo, de moeite waard vanwege de mooie oude stad en heerlijk ijs. Vervolgens ging de reis naar naar Triëst. Die stad doet zijn naam eer aan als je hem op z'n Nederlands uitspreekt. Je mist er niets aan als je er niet geweest bent, maar ze hebben er wel goede koffie.
Na Triëst was dan de beurt aan Slovenië waar we een week zijn gebleven. We logeerden op verschillende plaatsen binnen een straal van niet al te veel kilometers van het atletiekstadion.
Het EK trok veel deelnemers, vooral uit de landen in de buurt van Slovenië, maar ook uit Nederland en Noorwegen. In de meeste takken van de atletiek gingen de leeftijdscategorieën (steeds per vijf jaar) wel tot 85+. Soms maar met één of twee deelnemers per categorie, maar toch. Het is nauwelijks voor te stellen hoe fit al die ‘bejaarde’ deelnemers zijn. En fanatiek ook! Sommigen gaven zoveel tijdens de wedstrijd dat ze vervolgens maar met moeite het podium konden beklimmen.
John liep de series van de 400m en de series en halve finale van de 800m. Aangezien je vooraf ook nog eens je deelname persoonlijk moet bevestigen, betekende dat dus heel wat ritjes naar het stadion. Het was warm, om niet te zeggen snikheet toen John, in het oranje, zijn rondje(s) moest lopen. Maar hij doorstond het goed, en bereikte met de halve finale van de 800m zijn doelstelling.
Tussen de atletiekbedrijven door maakten we uitstapjes en zochten we verkoeling in zwembaden en meren.
Afgelopen weekend was het tijd om weer langzaamaan naar het westen op te schuiven. We reden langs de noordkant terug naar Italië, net ten zuiden van de grens met Oostenrijk. Het laatste deel van de vakantie brachten we door met luieren, zwemmen, en (natuurlijk) trainen. Terug in Italië misten we de vriendelijkheid en de wat modernere inslag van Slovenië, maar in ruil daarvoor hadden we weer lekkere koffie.

Donderdag vertrokken we weer naar huis. Jammer, maar heerlijk om aan te komen in de rust van de kleine luchthaven Torp in plaats van in de mierenhoop op Schiphol. Thuis werden we warm ontvangen door Yvonne, Eltjo, Stefan en Arnoud, die twee weken lang op huis en katten hadden gepast. Het huis zag er goed uit, Nelson en Pebbles waren in prima vorm, hooguit was hun vacht wat versleten door het vele aaien. Kortom, we hadden ons geen betere thuiskomst kunnen wensen.

Nu is het zondag. Morgen wacht het gemeentehuis, donderdag de school.
Na één jaar Noorwegen kunnen we in elk geval de conclusie trekken dat we hier een gewoon leven leiden, met een ongewoon uitzicht...

zondag 20 juli 2008

Prinsheerlijk

Een maand of twee geleden stond Risør plotseling op de voorpagina van alle Noorse kranten. Niet zomaar, want er was groot nieuws: de kroonprins en zijn vrouw hadden een zomerhuisje in Risør gekocht!

Ook in Noorwegen is het koningshuis dankbaar onderwerp van gesprek in de roddel- en overige pers. En net als zijn Nederlandse evenknie maakt kroonprins Haakon soms keuzes die niet bij iedereen in de smaak vallen. Zo moest het land wel even slikken toen hij met zijn Mette-Marit op de proppen kwam. Een vrouw die al een zoon had uit een eerdere relatie, ai... En dat was dan nog maar een van de vele bedenkelijke kanten van deze Mette-Marit.
Maar de tijd doet wonderen. Intussen zijn we vele jaren en (niet onbelangrijk) twee zuivere prinsenkindjes verder, en heeft de gemiddelde Noor wel sympathie voor het kroonprinspaar.

Terug naar het zomerhuisje. Na lang zoeken, hadden Haakon en Mette-Marit hun huisje gevonden. Ze betaalden er 9 miljoen voor. Dat zijn natuurlijk een hoop kroontjes, maar daarvoor heb je dan wel je eigen eiland. Het huisje heeft het comfort van de jaren 60 en geen elektriciteit of stromend water. De familie heeft aangegeven voorlopig niets te willen veranderen aan het huis en dat bericht viel zeer goed in de smaak bij de bevolking hier, de burgemeester voorop. Als ze straks wel wat willen veranderen, wordt het pas echt interessant. Gelden voor hen dezelfde regels bij het aanvragen van een bouwvergunning als voor andere zomerhuiseigenaren? Kan veiligheid een argument zijn op grond waarvan zij anders behandeld worden? Je hoort nu al uiteenlopende meningen. Dat wordt nog lachen.
Voorlopig is alles echter koek en ei. De familie viert op dit moment vakantie op hun eiland en zijn al een paar keer in het dorp gesignaleerd (niet door mij). De spannendste berichten tot nu toe zijn dat het dochtertje op blote voeten rondrende en dat de kroonprins gedoucht heeft bij de Esso (achter het tankstation liggen sanitaire voorzieningen voor bootgasten).

Voor wie het optrekje wil zien, is Aftenposten zo aardig geweest een korte animatie in elkaar te draaien.

donderdag 10 juli 2008

De Snelweg (2)

Noren zijn altijd erg geïnteresseerd in je verhaal als je vertelt dat je uit Nederland komt. De vragen die ze dan stellen, zijn over het algemeen echter niet bijster origineel. Op de tweede plaats: hoe we toch zo snel Noors hebben leren spreken. Altijd een leuk onderwerp van gesprek, maar als je al duizend keer hetzelfde verhaal hebt gehouden begint het een beetje te vervelen. Dé immigrantenvraag bij uitstek is echter een heel andere, en één die ik me in Nederland nooit voor had kunnen stellen: "Hebben jullie al een boot?"

Tja, je gelooft het niet, maar er is geen gesprek met Risør-autochtonen waarin deze vraag niet wordt gesteld. De oorzaak is simpel: in Risør heeft iedereen een boot, en is een leven zonder boot nauwelijks voor te stellen (voor de Noren dan - ons lukt het nog uitstekend). Als je in de winter door het dorp loopt, zie je ze ook in talloze achtertuinen liggen. De riantste jachten blijken op de onwaarschijnlijkste achterafplekjes terecht te kunnen komen, met behulp van een flinke kraan en wat kabels. De meeste boten zijn echter van het simpele type: eenvoudig sloepje met 10 pk buitenboordmotortje erachter. De gemiddelde Noor is namelijk niet zo geïnteresseerd in het varen op zich, nee, het doel is om je weg te kunnen vinden naar de talloze eilandjes aan de scherenkust. Aldaar is het in de zomer elke dag feest, bestaande uit enkele simpele hoofingrediënten: luieren, wandelen, zwemmen, maar vooral: barbecuen. Hierbij is vooral het verschijnsel 'uit-de-kluiten-gewassen-knakworst' grenzeloos populair. In alle varianten worden ze gegeten. Met veel ketchup, mosterd en mayonaise natuurlijk, en bij voorkeur op langgerekte, kleffe witte kadetjes. Eet smakelijk.

In de zomer is Risør dus een echt watersportplaatsje. Dat geeft wel een apart sfeertje, moet ik toegeven. Al die boten, al die zeilen, overal uitgelaten kinderen, het in de regio beroemde 'houten boten festival': het zorgt ervoor dat de zomer net iets meer zomer wordt. Vanaf onze veranda hebben we uitzicht op een van de bekendste eilandjes in de buurt: Stangholmen. In de zomer is dit een populaire aanlegplaats voor de schippers, met name dankzij de aanwezigheid van het gelijknamige café en restaurant, waar je tot laat op de avond in het zonnetje kunt genieten van je maaltijd of je biertje. Al deze waterpret heeft echter één nadeel. Voor enkele maanden in het jaar verandert onze 'achtertuin' (de zee dus) in iets dat we in Nederland hebben geprobeerd te ontvluchten: de snelweg. Met boten in plaats van auto's, maar toch. Gelukkig is het een leuk schouwspel. En over een paar maanden liggen al die boten weer op hun vertrouwde winterstekjes in de tuin, wachtend op een volgende mooie bootzomer.

maandag 23 juni 2008

Op de fiets (2)



Wat hebben een makelaar, een ziekenhuis en een aantal gemeentes in het zuiden van Noorwegen met elkaar gemeen? Ze gaan op Skagentur!
Ik was ongeveer drie uur in dienst bij de gemeente toen ik de vraag kreeg of ik zin had om mee te gaan op Skagentur, een fietstocht van Hirtshals naar Skagen v.v. (in Noord-Denemarken). Ja, dat had ik wel. Ik was er toen nog niet achter dat Noren nauwelijks fietsen en dat de Skagentur daarom onmogelijk fietsen als hoofddoel kon hebben.

In de maanden die volgden werd ik al een stuk wijzer, maar desondanks zou de Noorse tur-kultuur mijn stoutste verwachtingen overtreffen.
Het centrale thema tijdens zo'n tur is alcohol. De Noren drinken. En dan bedoel ik niet een biertje op het terras en een wijntje bij het eten. Nee, dan bedoel ik gammel dansk (een naar ziekenhuis stinkend goedje dat onderweg ook uitstekend dienst bleek te doen als ontsmettingsmiddel voor schaafwonden), bier en wijn in grote hoeveelheden en de hele dag door, te beginnen om 5 uur 's ochtends, het tijdstip waarop de bus vanuit Risør richting boot vertrok.
Nou ja, in Nederland zijn er natuurlijk ook mensen die veel drinken om 5 uur 's ochtends, maar dat is dan meestal het einde van het feest en niet het begin.

Eenmaal op de boot kwam ik tot de ontdekking dat wij uit Risør eigenlijk een hele rustige groep waren, vergeleken met de andere op Skagentur zijnde gezelschappen. Tja, alles is relatief. Ook hier.

Noren hebben een gespannen relatie met het verschijnsel alcohol. Wijn en sterke drank wordt alleen verkocht in staatwinkels. Niks aantrekkelijk ingerichte etalages daar, maar oostblokachtige hokken waar je tot voor kort als klant niet eens zelf een fles uit het schap mocht pakken. Komen kinderen op een leeftijd dat ze zich voor drank gaan interesseren, dan wordt er bij voorkeur thuis niets meer gedronken (in elk geval niet voordat het kroost veilig en wel in bed ligt), want ze moeten vooral niet de indruk krijgen dat alcohol een normaal onderdeel van het leven zou kunnen zijn. Nu kun je natuurlijk lang en breed discussiëren over wat goed is en wat niet en er bestaan ongetwijfeld meerdere waarheden, maar als je ziet hoe volwassen mensen hier met drank omgaan, dan kun je haast niet anders dan constateren dat er onderweg ergens iets mis is gegaan.

De Skagentur dan, was het leuk? Ja, het grootste gedeelte van de tijd was het leuk. Iedereen kwam op vrijdag veilig aan in Skagen na een mooie fietstocht door duin en bos. We woonden met negen vrouwen in een comfortabel huis (de rest zat in een hotel). Overdag gingen we voornamelijk in groepjes op stap, de "stad" in of naar het strand, 's avonds uit eten. Twee avonden met de hele groep uit eten vond ik nogal vermoeiend. Dat kwam ten eerste doordat het Skagense restaurantwezen (nog) niet helemaal klaar was voor het hanteren van grote groepen, en ten tweede omdat Noren om de haverklap menen een toost te moeten uitbrengen. Ben je net aan het genieten van je vis en in gesprek met je tafelbuur en hup, er roept weer iemand skål. Waarvoor er dan geskåld wordt, is natuurlijk volslagen onduidelijk.
Zondag slaagde iedereen er wonder boven wonder in de fietstocht van Skagen naar Hirtshals zonder noemenswaardige problemen te volbrengen. Op de boot was het stil, al kan dat ook wat te maken hebben gehad met het feit dat ik mijn oordoppen in had. In de bus naar Risør was het echt stil.

Om kwart voor drie 's nachts stalde ik mijn fiets in de garage. Het begon al licht te worden. Snel naar bed, want de wekker moest op kwart over zes.

Ik heb een halve week nodig gehad om bij te komen van de Skagentur. Als het goed is, duurt het twee jaar tot de volgende tur, veertien maanden tot het moment van aanmelding. Veertien maanden om te bedenken of ik dit nog een keer wil, veertien maanden om me te buigen over een mogelijk dilemma. De Noren zijn er namelijk achter gekomen dat Nederland net zo lekker vlak is als Denemarken en dat het daar dus vast ook heerlijk fietsen is. En ehh, of ik niet in de commissie voor de volgende tur wilde...

zondag 8 juni 2008

Naar het strand

Het is al weken mooi weer hier en aangezien we op de meeste werkdagen niet later dan vier uur thuis zijn, kunnen we daar volop van genieten. Dat genieten deden we tot nu toe vooral op ons eigen terras, maar toen we het weerbericht voor het weekend zagen, waren we het er over eens dat er nu eindelijk eens een keer gezwommen moest worden.

Wij naar het strand. Een van de populairste zwemplekjes van Risør ligt niet ver bij ons huis vandaan. Een kindvriendelijk zandstrandje met grasveld en douche. Als we aankomen, tellen we er toch wel zeker zo'n 20 andere bezoekers, maar desondanks is er genoeg ruimte over om ons riant te installeren.
We lopen het water in en net als ik overweeg helemaal door te gaan, zie ik 'm drijven: een kwal! Oh-o, vergeten dat een fjord toch gewoon een soort van open zee is. "Ach, een paar kwalletjes", zegt John, "kijk dat jongetje maakt er ook geen probleem van". Hij wijst op een kleuter die bedachtzaam een witroze kwal in model kneedt. Maar ik hoef niet meer. Het eind van het liedje is dat John zwemt en ik terugwaad naar het strand.

Het zit me toch niet lekker dat ik niet verder ben gekomen dan een paar minuten pootjebaden. Ik wil in de herkansing, maar dan wel op een plek zonder kwallen. Dat moet dus een binnenwatertje worden. Op de kaart van Risør staat netjes aangegeven waar je kunt zwemmen. We zoeken een meertje uit en stappen in de auto, de kaart bij de hand. Dat laatste is geen overbodige luxe, want, zoals we al vermoedden, staat er nergens een bordje richting zwemwater.
We parkeren de auto in de berm van de grindweg, en vinden zowaar meteen een wandelpad. Na even spoorzoeken zien we ook het meertje. Nu nog een plek vinden waar we er in kunnen. Aan de overkant bij die rotsen misschien? We lopen het meertje driekwart rond (ja, inderdaad, andersom was handiger geweest...) en komen dan bij de rotspartij. Er is niemand, maar dit is duidelijk de zwemplek. Er is zelfs een natuurlijke, in de rotsen uitgesleten duik"plank".
John ligt al in het water en ik sta nog een beetje te schuifelen op de rots. Waar is de tijd dat ik zo het water in sprong? OK, daar ga ik, ik zwem!
Het water is lekker van temperatuur en helder. We hebben het meertje voor onszelf. Opdrogen op de privérots en weer naar huis. Van zwempartijen in Nederland herinner ik me dat ik bij thuiskomst liefst meteen onder de douche dook om waterplanten en een onbestemd gevoel van plakkerigheid van me af te spoelen, maar hier voel ik me alleen maar lekker opgefrist.
Jammer dat het zomerse weer bijna voorbij is.

woensdag 21 mei 2008

Met mij gaat het goed


bericht van Pebbles

Beste bloglezers,

Dat was schrikken afgelopen zaterdag. Ik kan me niet meer herinneren wat er gebeurd is, maar opeens lag ik tussen de brandnetels en kon ik niet meer voor- of achteruit. Eerst dacht ik nog dat mijn nieuwe vriend, de grote rode kater, me wel snel zou komen redden, maar toen die niet op kwam dagen en het donker werd, begon ik het een beetje benauwd te krijgen.

John en Emmy hingen natuurlijk voor de tv samen met Nelson, die luie broer van me. Maar uiteindelijk kwamen ze toch naar buiten. Ik wist niet hoe hard ik moest mauwen om hun aandacht te trekken. Ik geloof dat ze nogal schrokken toen ze me zagen. Geen wonder want ik kon niet op mijn achterpoten staan en mijn staart deed het ook niet meer. En ik verrekte natuurlijk van de pijn.

Niet veel later lag ik op de behandeltafel van de dierenarts. Die wilde een foto van me maken. Nou vraag ik je! Ik bedoel, welke zichzelf respecterende poes wil er nou op de foto als ze net 2 uur in de brandnetels heeft gelegen? Gelukkig bleek het om een of andere saaie zwart wit foto van mijn binnenkant te gaan. Een hele meevaller! De dierenarts zei dat de foto er goed uitzag. Ik begreep eerlijk gezegd niet wat-ie er aan vond, maar OK. Smaken verschillen, zullen we maar zeggen.
Voordat ik weer naar huis mocht, kreeg ik nog twee spuiten in mijn nek. Alsof ik niet al genoeg pijn had...

De volgende dag kreeg ik door dat het ook zo z'n voordelen heeft om aan je mand gekluisterd te zijn. Er werd een apart hoekje voor me ingericht met mijn bak, eten en drinken, mijn mand dus en mijn favoriete slaapkleedje. Alles binnen pootbereik. Best lekker! Ik voelde me alweer wat beter en besloot het er goed van te nemen. Eten, drinken, slapen, wat wil een poes nog meer? Dit kon ik nog wel een tijdje volhouden.

Vanochtend werd ik tot mijn schrik opeens weer in de auto geladen. Ja hoor, naar de dierenarts natuurlijk. Uit pure stress ging ik wat heen en weer lopen door de behandelkamer. Hee, ik kon weer lopen. Het deed nog wel pijn, maar het ging! iedereen blij. Ik ook natuurlijk. Alhoewel... Nu beginnen John en Emmy opeens te praten over revalideren, etensbakje verder weg zetten en dat soort grappen. Ik geloof dat het over is met het luie leventje. Nou ja, als ik dan toch weer in beweging moet komen, hoop ik maar dat ik snel naar buiten mag. Kan ik mijn rode vriend opzoeken. Hij mist me vast.

zondag 18 mei 2008

17 mei



17 mei

Dag van de grondwet, grootste nationale feestdag in Noorwegen.

De afgelopen weken werd er onophoudelijk over gepraat door iedereen om ons heen, de laatste dagen niet in het minst vanwege het weerbericht dat de koudste 17 mei in 50 jaar voorspelde.

Wij wisten niet zo goed wat we van onze eerste 17 mei in Noorwegen moesten verwachten. OK, er was netjes een dagprogramma gepubliceerd op de website van de gemeente en collega’s informeerden ons welwillend: “nou, eerst heb je dus de optocht van 7 uur (‘s ochtends), die is nogal statig, meer een herdenkingsoptocht, dan heb je later op de dag de kinderoptocht en tot slot de burgeroptocht. En veel mensen hebben die dag hun bunad (klederdracht) aan.” “Oh, ehh, en is er verder nog iets?” informeerden wij voorzichtig, denkend aan markthandel in oude troep, eetkraampjes, loterijen en spelletjes. “O ja, jazeker`’, was het antwoord, “op 17 mei eet iedereen ijs”.
Wat betreft dat ijs eten vroegen we ons af wat het verschil kon zijn tussen 17 mei en een gewone dag, want in onze ogen eten Noren altijd ijs, zomer en winter, weer of geen weer. Maar goed, het was wel duidelijk dat 17 mei iets is wat je moet meemaken wil je het begrijpen.

06.45
John gelooft het wel met de optocht van 7 uur, maar ik wil zoveel mogelijk zien vandaag en wandel daarom richting dorp. Hier en daar kom ik al mensen in bunad tegen. Er hangt een donkere lucht boven zee.

07.00
Salut met kanonschoten, en daar komt de optocht aan. Ik herken een paar collega’s. Ik maak wat foto’s en volg de stoet naar Kastellet, een oud stukje verdedigingsgrond aan zee. Terwijl ik naar de vlaggenzee kijk, bedenk ik dat je 17 mei niet alleen als een leuke feestdag kunt opvatten, maar ook als een tamelijk fanatieke vorm van nationalisme. Het is maar hoe je het bekijkt. Het motregent.

07.10
De stoetgangers proberen een plekje te vinden op en rond Kastellet. De motregen wordt een fikse bui. Ik steek mijn paraplu op.

07.20
Het stortregent. De paraplu kan het niet aan. Tijd voor ontbijt. Ik ga naar huis.

10.00
Het is droog en begint voorzichtig op te klaren! Gestoken in nette en ook een beetje feestelijke kleding begeven we ons richting dorp om de kinderoptocht te bekijken. Hierin loopt alles wat iets met school te maken heeft, van de allerkleinsten in de kinderopvang (in buggy) tot Risør Videregående. “Sluit aan”, gebaart een collge van John enthousiast. John gebarentaalt beleefd terug dat zijn eerste 17e mei bestaat uit het maken van foto’s. Foto’s van leerlingen in bunad (meisjes) en in pak (jongens), foto’s van ijs etende leerlingen. We groeten bekenden hier en daar. Op zo’n dag is het knus om in een dorp te wonen. We proberen er aan te wennen dat iedereen elkaar “gratulerer med dagen” toeroept, een uitspraak die wij vooral associeren met verjaardagen. Bij de bakker genieten we van koffie met marsepeintaart. Voor ijs vinden we het een beetje te koud.

15.00
Na een pauze van een uur of twee daal ik weer af naar dorp, nu om de burgeroptocht bij te wonen. Hierin lopen alle verenigingen mee en tot slot iedereen die nergens bij hoort, maar toch mee wil doen. De stemming zit er nog steeds goed in, al meen ik bij een collega die voor de derde keer die dag de vlag van het muziekkorps draagt, wat sporen van slijtage te bespeuren.

17.30
We bellen aan bij het huis van Jon Olav en Else. Zij hebben ons en nog een paar mensen uitgenodigd op de koffie. Koffie om half zes? Ja, Noren gaan er van uit dat je dan al gegeten hebt. Heb je onverhoopt niet gegeten, dan hoef je geen honger te lijden, want bij zo’n koffieafspraak is er taart in overvloed. Het is gezellig en ongedwongen. Leuk om eens anderen te spreken.

23.00
We willen tevreden ons bed in rollen, maar bedenken opeens dat we Pebbles niet meer gezien hebben sinds we haar twee uur eerder naar buiten lieten. Het is niks voor haar om zo lang weg te blijven. Na lang zoeken en roepen vinden we haar uiteindelijk zielig mauwend in de tuin tussen de brandnetels. Ze kan niet meer op haar achterpoten staan. Paniek! De weekenddierenarts stelt voor het een nachtje aan te kijken. Als het echt niet gaat, kunnen we komen, maar dan moeten we wel naar Grimstad (ruim een uur rijden). We kijken elkaar aan en denken allebei hetzelfde: “kunnen we het maken?” “Ik ga kijken of er nog licht brandt bij Erik”, zegt John, en vertrekt.

00.00
Erik, onze eigen dierenarts, die twee minuten lopen bij ons vandaan woont en praktijk heeft, bekijkt de röntgenfoto’s van Pebbles. “ik zie geen breuk”, zegt hij, “kijk, het ziet er netjes uit. Dat is goed nieuws.” Maar ze heeft wel iets aan haar rug waardoor ze weinig kan met achterpoten en staart. Is ze aangereden, of van een rots gevallen? We weten het niet. Injecties, pillen voor de komende dagen, laten rusten, dinsdag nog even langs komen en kijken hoe het zich ontwikkelt. Het kan een paar weken duren, maar de kans is groot dat ze herstelt.

00.45
We installeren Pebbles in de keuken en gaan eindelijk zelf ook slapen. 17 mei was een enerverende dag, in meerdere opzichten.

zondag 27 april 2008

Op de fiets

"Noren luiste Europeanen!" kopte een krant een week of twee geleden. "Ha, dat slaat zeker op onze arbeidsmoraal", grinnikte mijn collega, doelend op de korte werkdagen hier. Maar nee, dat was het niet. Het ging over een onderzoek dat had uitgewezen dat de Noor bedroevend weinig beweegt. "Waaat", zei diezelfde collega verontwaardigd, "dat kan toch niet? Wij zijn immers dol op wandelen in de vrije natuur. Lekker er op uit in het weekend, liefst met het hele gezin." Ja, en natuurlijk met een tas gevuld met grilworst en bier, dacht ik er achteraan, maar dat leek me niet zo'n wijze opmerking.

We lazen verder. Het weinige bewegen bleek niet op de weekenduitjes te slaan, maar op het woon-werk verkeer. Kort samengevat kwam het er op neer dat de Noor eens wat vaker op de fiets naar het werk zou moeten. Op de fiets! Nu ben ik als Nederlander misschien wel erg verwend met een riante hoeveelheid fietspaden, fietsstoplichten en fietsenstallingen, maar volgens mij kan ik veilig zeggen dat Noorwegen niet bepaald een fietsersvriendelijk land is. Niet bij ons in de omgeving in ieder geval. Om te beginnen fiets je bijna altijd op de autoweg. Een beetje eng, vind ik, en aanleiding om het beroemde gele hesje uit de kast te halen, zodat ik in elk geval goed zichtbaar ben. Daarnaast gaat het voortdurend op en af. Dat zou je natuurlijk als een uitdaging kunnen zien, of als een lekkere training. Maar voor een woon-werkritje vind ik het niks. Voor mij betekent het op de heenweg dat ik ga zitten en me naar beneden laat rollen tot voor de deur van het gemeentehuis en op de terugweg dat ik tegen de heuvel op moet zwoegen en tegen de tijd dat ik thuis ben meteen onder de douche kan. Andersom zou nog minder aantrekkelijk zijn, moet ik toegeven. Al hebben we op het gemeentehuis wel een douche.

Een paar dagen geleden ging ik dan toch een keer op de fiets. Ik moest namelijk midden op de dag naar de tandarts en op de fiets heen en weer naar het dorp gaat nu eenmaal sneller dan lopend. Eenzaam stond mijn fiets in het rek(je) bij het gemeentehuis, even eenzaam stond-ie op de stoep bij de tandarts voor de deur. Tijdens de lunch werd ik er wel een keer of zes over aangesproken: "je bent op de fiets he?", "ik zag je fietsen vanochtend!" De echte liefhebber informeert ook nog of het waar is dat Nederlanders zo veel fietsen en dat het in Nederland bijna overal vlak is. Ik ben de bezienswaardigheid van de dag.

Noren zo ver krijgen dat ze op de fiets naar het werk gaan. Het lijkt me een onmogelijke opgave.

zaterdag 12 april 2008

Ringveien 29 - deel 3: Het Strandhuis

Alweer een tijdje geleden verschenen de eerste twee delen van ons verhaal over Ringveien 29. Om het geheugen een beetje op te frissen: zelf een huis bouwen vonden we al met al toch wel erg duur worden, en van de vele bezichtigingen die we tot nu toe hadden gedaan werden we meestal niet erg vrolijk. Een uitzondering was het mooie, typisch Noorse huis bovenop een heuvel in een dorpje op een kwartier rijden van Risør. We waren die week nog in onderhandeling met de eigenaars nadat een eerder bod van ons was afgewezen. En toen kwam dus het open huis van Ringveien 29 in zicht. De buurman die op nummer 31 woont, was stomtoevallig een collega van mij op school. Hij had me verzekerd dat het huis de moeite waard was, en ook enkele andere collega's wisten direct over welk huis het ging en knikten bevestigend bij zijn aanbeveling. Op internet hadden we al wat foto's gezien, maar echt overtuigd waren we nog niet. Emmy vond een bezichtiging eigenlijk verspilde moeite gezien de torenhoge vraagprijs, en ook ik twijfelde. Maar het tijdstip van het open huis kwam me eigenlijk prima uit, net na werktijd, dus ach, niet geschoten is altijd mis, toch? Ik besloot dus om een kijkje te gaan nemen en daarna verslag aan Emmy uit te brengen.

Het huis bleek vrij dicht bij school te liggen, op een steenworp afstand van Risør centrum, boven op een heuvel. In de advertentie op internet werd geschermd met de zinsnede 'misschien wel het mooiste uitzicht in Risør', dus ik was benieuwd. Enkele weken eerder had ik een ander huis met zeeuitzicht bezichtigd dat vlakbij Ringveien 29 lag. Dat huis was op zich leuk en in goede staat, maar had niet al te veel ruimte (het was een bungalow met drie, vrij kleine slaapkamers). Desondanks was het binnen een week verkocht, terwijl de vraagprijs bepaald niet laag was geweest. Ook andere mensen hadden ons verzekerd dat voor zeeuitzicht fors in de buidel moest worden getast, zeker voor een huis dat ook nog eens dicht bij de oude dorpskern ligt.

Op het moment dat ik aankwam werden er al enkele belangstellenden rondgeleid door de makelaar. Ik trof Albert, de mannelijke helft van het Nederlandse(!) echtpaar Albert en Betty, de huidige eigenaars. Een sympathieke, nog niet zolang gepensioneerde zestiger, die me enthousiast het huis liet zien. Inderdaad, het uitzicht was adembenemend. Over steil naar beneden lopende rotsen, dicht beplant met berken en dennebomen, keek ik recht over zee uit op het in Risør bekende eilandje Stangholmen, waaraan het aldaar gelegen restaurant zijn naam ontleent. Vanuit de woonkamer stapte ik de zonovergoten veranda op. Daar trok ik een aangename conclusie: geen buren te zien. Het huis verschuilt zich in de luwte tussen twee rotsen, op een zodanige manier dat de twee buurhuizen geen zich hebben op de veranda of achtertuin. De architect had destijds slim tekenwerk verricht, zoveel was wel duidelijk. Een ander positief punt was dat de 'Noorse keuken- en badinrichting' hier ver te zoeken was. De keuken was splinternieuw, fris wit, en voorzien van luxe inbouwapparatuur. Heel wat anders dan de vele keukenrampen die we tot nu toe hadden gezien. De badkamer was klein, maar praktisch. En de wc, goed, die was minder, maar het vernieuwen van toiletblok en wastafel zou hier zeker wonderen doen. Ook de twee slaapkamers waren prima, dit was echt niet verkeerd, ik werd steeds enthousiaster! Maar toch: de huiskamer was weliswaar ruim, maar twee slaapkamers hield niet over natuurlijk. Albert had echter nog diverse verrassingen voor me in petto. Nadat hij eerst twee enorme bergzolders had laten zien, kondigde hij aan dat we nu nog even de onderverdieping zouden gaan bekijken. Eenmaal beneden aangekomen, bleek dat daar nog eens drie slaapkamers waren, een proviandkamer en nog een paar inbouwkasten. Niks klein huis, dit was ongelofelijk! Ik zag het direct voor me: als we de grootste twee slaapkamers zouden doorbreken en van de proviandkamer een badkamer zouden maken, konden we een schitterend gastenverblijf in de onderverdieping maken. De torenhoge vraagprijs vond ik nauwelijks een probleem meer. In Nederland woonden we toch al jarenlang duurder dan dit? Eenmaal thuis gekomen, wilde Emmy uiteraard weten hoe het geweest was. 'Vergeet de prijs,' zei ik. 'Fantastisch huis. Hier moeten we gewoon op bieden.'

Hierna ging het snel. 's Avonds belden we Albert en Betty om een tweede bezichtiging af te spreken voor de volgende dag, nu met Emmy natuurlijk, die ook direct enthousiast was. Nog een dag later brachten we ons bod uit. We wisten dat we snel moesten handelen vanwege de aantrekkelijke ligging van het huis. In Noorwegen is een bod altijd aan een deadline gekoppeld: het is meestal slechts één of twee dagen geldig, dan moeten de verkopers beslissen. Doordat we ons bod op een vrijdag uitbrachten moesten we nog een spannend weekeinde wachten, en ondertussen hopen dat niemand anders zich met een serieus tegenbod in de strijd om het huis zou mengen. In Noorwegen wordt rustig met meerdere kopers tegelijk onderhandeld in een poging om de maximale opbrengst uit een pand te halen, en we wisten dat we maar heel weinig speelruimte hadden als er een andere bieder bij kwam. Wat wellicht in ons voordeel kon werken was dat Albert en Betty al een ander huis hadden gekocht en dus liefst zo snel mogelijk wilden verkopen. En ons bod was zeker niet verkeerd. Toch hadden we er een beetje een hard hoofd in: er zou vast nog een bieder bijkomen, met alle vervelende prijsgevolgen van dien. Maandagochtend kwam tot onze verbijstering echter het verlossende telefoontje: geen nieuwe bieders, en ons bod was geaccepteerd. Ringveien 29 was van ons!

vrijdag 4 april 2008

Zomertijd

De zomertijd is ingegaan! Niet alleen de bekende klok-een-uur-vooruit zomertijd, maar ook de gemeentelijke zomertijd. Sinds 1 april eindigt mijn werkdag niet meer om 4 uur, maar om 3 uur 's middags. Voor wie zich afvraagt of ze in Noorwegen ook aan 1 april grappen doen: zeker, volop, elke krant heeft op die datum wel een zogenaamd nieuwtje gepubliseerd dat achteraf een grap bleek. Maar die werktijden, dat is dus geen grap.
Ik moet toegeven, het was wel even wennen om zo vroeg naar huis te gaan. Vooral de eerste dag toen er nog grote hopen sneeuw langs de kant van de weg lagen, ik blij was dat ik mijn handschoenen aan had en eigenlijk ook wenste dat ik mijn muts mee had genomen. Maar nu heeft de natuur het dan eindelijk ook begrepen. De zon schijnt volop, we hebben alweer op ons terras gezeten en de verwarming kan uit. Nu nog even de spijkerbanden verwisselen voor zomerbanden voordat we tegen een bekeuring aan rijden.
Wij zijn klaar voor de zomer en Risør is dat ook: de bootjes worden van stal gehaald en er is weer schepijs te koop.
De zomer duurt hier tot 1 oktober...

donderdag 27 maart 2008

De Laatste Lift

Zoals Emmy in een eerder stukje al schreef: de belangrijkste reden dat we in de paasvakantie naar Røros gingen, was dat mijn ski's er nog lagen. Uitermate irritant natuurlijk, want als je dan toch in Noorwegen woont, wil je wel van tijd tot tijd op de lange latten staan. Omdat ik niet meteen bij Gørild - onze Noorse vriendin - terecht kon om mijn ski's op te halen, huurde ik de eerste paar dagen een snowboard. Het was alweer vier jaar geleden sinds ik daar voor het laatst op stond, en al te vaak heb ik het nog niet gedaan, dus ik was benieuwd. Het menselijk lichaam is een wonderlijk apparaat, zo bleek al snel. Na een paar bochtjes voelde het al weer enigszins vertrouwd, en een uurtje later draaide het alsof ik nooit anders gedaan had.

De laatste dag had ik echter voor het skiën bewaard. De omstandigheden waren schitterend: strakblauwe hemel, zonovergoten pistes en kakelverse poedersneeuw. Met een graadje of tien onder nul was het hooguit wat fris. In een van de weinige geslaagde liedjes die ik geschreven heb, komt dit zinnetje voor: The world, the past, the grief: we leave it all behind. Als dat voor mij ergens op van toepassing is, dan is het wel op skiën. Als ik op volle snelheid van de berg afsuis, de kanten van mijn ski's scherp de sneeuw in stuur en in een wervelend spel met zwaartekracht en berg al slalommend mijn weg naar beneden vind, weet ik het weer. Ik heb veel gesport in mijn leven, en ja, een fraai doelpunt, een geslaagde schouderworp, met een listig dropshot je opponent verrassen, een snoeiharde topspin forehand diagonaal over de tafel, een lob die net voor de baseline over je verbouwereerde tegenstander valt, in een onweerstaanbare eindsprint de concurrentie voorbijsnellen: het is allemaal fantastisch. Maar er is voor mij maar één sport die synoniem is met het ultieme geluksgevoel. De dag dat ik niet meer naar skiën verlang, is die ene dag die we allemaal gaan meemaken. De lift die me dan naar hemel of hel gaat brengen moet nog maar even wachten: eerst moet ik hier beneden de laatste lift halen!

zaterdag 22 maart 2008

Napoli

Paasvakantie, in Noorwegen bestaat het nog. Hier is namelijk niet alleen tweede paasdag een feestdag, maar ook goede vrijdag en witte donderdag. Laat die Noren maar schuiven als het om feestdagen gaat!
Omdat iedereen met zoveel vrije dagen achter elkaar graag naar zijn hytte (tweede huisje) gaat en daar woensdag natuurlijk niet midden in de nacht wil aankomen, zijn veel mensen woensdagmiddag al vrij. Ach, eigenlijk kun je wel stellen dat er op maandag en dinsdag ook niet zo veel gewerkt wordt. En nu ik er aan terugdenk: halverwege vorige week begon het al vrij rustig te worden.

Als ijverig integrerende immigrant wil je natuurlijk niet achterblijven, dus wij ook op paasvakantie. Nu zijn we nog niet zo ver dat we een hytte hebben, we hebben zelfs nog geen goede kennissen met een hytte, maar dat mocht de pret niet drukken. We hadden namelijk twee bestemmingen: Sint-Pancras en Røros.

Op vrijdag 14 maart, de 80e verjaardag van mijn vader, stapten we rond lunchtijd (dat is hier om 11.30 uur) in de auto richting Oslo. Meestal gebruiken we dichterbij gelegen vliegvelden, maar met het oog op de doorreis naar Røros hadden we nu voor Oslo gekozen. Een kleine elf uur later deden we de achterdeur in Sint-Pancras open. Ik was benieuwd of mijn moeder onze komst geheim had weten te houden voor de jarige, maar toen we binnenkwamen zag ik meteen dat hij van niets wist. De verrassing was geslaagd!

Na een paar gezellige en gelukkig niet al te hectische dagen, vertrokken we dinsdag richting Røros. Dat we naar Røros gingen, was niet zozeer omdat John heimwee had naar zijn winterse bergdorp, maar omdat hij, toen hij er een kleine twee jaar geleden vertrok, "tijdelijk" wat spullen bij kennissen had opgeslagen. Wat het precies voor spullen waren (behalve zijn ski's), kon hij zich niet herinneren, maar het was hoe dan ook tijd om de boel eens op te halen. En een paar dagen skiën, daar hadden we natuurlijk ook wel zin in.

Oslo-Røros is nog best een flinke rit, zeker als je bedenkt dat we niet bepaald kilometervreters zijn en op een slechte dag elkaar ongeveer elk halfuur moeten afwisselen achter het stuur omdat we anders in slaap vallen. Maar we hadden een goede dag en reden lekker door.
Aan het begin van de avond moesten we beslissen wat we zouden doen met eten. We besloten ons geluk te beproeven in Koppang. Over Koppang valt niet zoveel te vertellen, behalve dat het in mijn ogen een typisch Noors plaatsje is: aan een rivier, tussen de heuvels, overdag waarschijnlijk idyllisch mooi. Toen wij er aan kwamen, was het er donker en stil. We reden het centrum binnen, waar we zagen dat we de keuze hadden uit twee restaurants: het ene zag er uit als een klassiek Noors restaurant. Zo te zien zater er geen gasten. Het andere had een uithangbord met "Restaurant Pizzeria Napoli", plastic kleedjes op de tafels en eveneens nul klanten. Dat werd nog lastig kiezen...
Omdat snelheid ons belangrijkste criterium was die avond, gingen we voor Napoli. Daar bleken ze niet alleen in pizza's en pasta's te doen, maar ook in Mexicaans, Grieks, Turks en hamburgers. Het eten kwam snel en smaakte zoals verwacht. Wat is dat toch hier? Bijna elk dorp heeft zijn eigen Napoli en vaak is het eten bij die "Napoli's" matig, of zeg maar: slecht. In het eerste het beste Nederlandse studentenhuis krijg je gegarandeerd betere pasta. En betere hamburgers, Mexicaanse hap enzovoort. Waarom kiezen die Napoli's er voor om van alles en nog wat te serveren en alles van belabberde kwaliteit? Hoe overleven ze in die kleine dorpen met nauwelijks klanten? Maar vooral: waarom zijn de uitbaters desondanks altijd goed gehumeurd?
Ja, de Noorse samenleving stelt ons voor vele raadsels. Napoli is er slechts één van.

donderdag 13 maart 2008

De snelweg

In Noorwegen is er gemiddeld beduidend minder wind dan in Nederland. Op ons terras profiteren we hier extra van, omdat ons huis tussen twee rotsen in ligt, waardoor we goed beschut kunnen zitten. Tot ons grote genoegen hebben we dit jaar dan ook al diverse keren lekker buiten op het terras gezeten, terwijl de thermometer niet meer dan een graad of vijf aangaf. Ongelofelijk maar waar. Zolang er weinig wind is en de zon schijnt, is het daar ronduit heerlijk.

Zo ook op een zondag, begin maart. Samen met de katten koesteren we ons in de voorzichtig plagende, maar o zo aangename zonnestralen, onder het genot van een kopje koffie. We verbazen ons er nog eens over dat we met deze temperatuur zonder jas en zonder te verkleumen buiten kunnen zitten. En die rust, heerlijk. Alleen wat vogels die de lente in hun kop hebben, verder niks. Of... Wat hoor ik daar voor irritant geruis op de achtergrond? Een oude ergernis dringt zich razendsnel naar boven, als een woekerend onkruid: verkeerslawaai, die vervloekte snelweg natuurlijk! Zonder na te denken floep ik er geïrriteerd uit: ‘Wat hoor ik daar toch voor vervelende ruis?’ Emmy kijkt me aan met een blik van ‘Waar heb ik deze sukkel toch aan verdiend,’ en zegt meewarig: ‘Da’s de zee, slimmerd’.

Oh ja, da’s waar ook, we wonen tegenwoordig aan zee. En de snelweg is hier toch wel een slordige twintig kilometer vandaan.

De achtergrondruis werd er niet minder door, maar klonk plotseling wel een stuk aangenamer.

zaterdag 16 februari 2008

Achtertuin

Het is zaterdag. John is in Nederland, de katten liggen te slapen, ik ben klaar met het verven van weer een paar muren en het is prachtig weer. Een mooi moment voor een wandeling. Ik heb bedacht dat ik mijn wandeling van vandaag in de achtertuin begin. Onze achtertuin bestaat uit bos en rots en gaat ergens op een onmogelijk te herkennen punt over in gemeentegrond. Door de tuin en verder door het gemeentebos loopt een paadje naar beneden. Daar komt het uit op een wandelpad langs de kust. Mijn pad van vandaag.
De eerste en laatste keer dat we het pad naar beneden namen, was in oktober. We hadden het huis net gekocht en gingen met de toen-nog-eigenaars de tuin door. Ik kon me niet precies meer herinneren hoe de route naar het wandelpad was, dus ik ging een beetje op goed geluk op pad.
Na een meter of 15 stuit ik op een den die dwars over het paadje ligt Zeker geveld door de storm van een paar weken geleden. Ik klauter er overheen en vervolg mijn weg. Nou ja, weg...Door de wirwar van struiken en takken is het pad nauwelijks meer herkenbaar. Uiteindelijk kom ik toch op het echte wandelpad aan. Dat loopt een stuk beter.
Bij een bankje op een rots blijf ik even staan. Het uitzicht is hier prachtig. De middagzon schijnt op de eilandjes voor de kust, de zee kabbelt rustig en de eerste meeuwen krijsen alweer. Op een mooie septemberdag had ik lang op dit bankje zitten lezen, niet wetend dat ik op een steenworp afstand van onze toekomstige achtertuin zat.
Na een tijdje wandelen kom ik bij een afslag. Die heb ik nog niet eerder genomen, maar als het goed is komt dit pad boven bij de weg uit en dan kan ik zo terug naar huis lopen. Het duurt niet zo lang of het duidelijke pad wordt een vaag klein paadje. Eigenlijk doet het me behoorlijk denken aan ons tuinpad. Boven me zie ik een huis en aangezien dit niet ons huis is, kan maar tot één conclusie komen: ik loop in de achtertuin van iemand anders.
Intussen behoorlijk zwetend baan ik me een weg naar boven. Daar word ik begroet door een opgewekte zestiger die in -inderdaad- zijn tuin aan het werk is. "Hee, gezellig dat je langskomt", zegt hij. "Je bent niet de eerste die door onze tuin boven komt", voegt hij er aan toe als ik me wil verontschuldigen. We babbelen nog een beetje sociaal en hij wijst me hoe ik bij de weg kom. Even later stamp ik met mijn bergschoenen over zijn keurige terras en langs zijn garage waarvan, zoals meestal hier, de deur wijd open staat. Daar is de weg. Een kwartiertje later ben ik weer thuis. Volgende keer misschien toch de kaart meenemen!

zondag 20 januari 2008

Ringveien 29 - deel 2: huizen kijken

Nu we onze vraagtekens bij het kopen van de kavel op Spirekleiv hadden gezet, diende zich de vraag aan wat het alternatief was. Een bestaande woning kopen natuurlijk, maar waar? Ondanks dat we een optie op een kavel hadden, hadden we al aardig wat huizen bekeken, deels uit nieuwgierigheid, deels om een beter beeld te krijgen van de markt.

Onze eerste serie bezichtigingen vond al plaats in mei, toen we net wisten dat we naar Risør zouden verhuizen. Een bezichtiging kun je hier op verschillende manieren regelen. Een van de meest gangbare manieren is het open huis. Dit wordt meestal georganiseerd direct nadat het huis op de markt is gekomen. De makelaar is dan aanwezig met folders en leidt de belangstellenden rond. Een open huis is vooral interessant voor woningen die goed in de markt liggen. Het idee is dat er meerdere belangstellenden zijn die tegen elkaar op gaan bieden waardoor het huis voor een goede prijs weggaat. Kun je niet naar het open huis dan kun je via de makelaar een afspraak maken voor een bezichtiging. Meestal word je dan rondgeleid door de bewoner en is de makelaar niet aanwezig. Staat het huis al leeg, dan vertelt de makelaar op welke plek in de schuur of brievenbus de sleutel ligt, zodat je zelf kunt gaan kijken. Je kunt ook op de gok naar een te koop staand huis toegaan en vragen of je even mag kijken. Grote kans dat het geen enkel probleem is.

Van die eerste serie bezichtigingen is me vooral bijgebleven dat we tot de conclusie kwamen dat het een hele kluif zou worden een leuk bestaand huis te vinden. Op de foto zagen de meeste woningen er nog wel aardig uit. Dat moet ik de makelaars nageven: zelfs het grootste krot weten ze nog leuk op de foto te zetten. Eenmaal ter plekke werden we echter geconfronteerd met de harde werkelijkheid. Om te beginnen was daar natuurlijk de authentieke Noorse keuken- en badinrichting. Ik ken niets in Nederland waarmee je die zou kunnen vergelijken. Het zal best bestaan hebben, maar dat moet dan lang voor onze tijd geweest zijn. Verder zijn er veel huizen die je gerust het etiket "project" kunt opplakken. Niet gewoon een project voor de handige doe-het-zelver, maar een project voor de superhandige, alleskunnende en vooral onvermoeibare doe-het-zelver.
Op een dag bekeken we een huis in Risør. We werden rondgeleid door de eigenaar die inmiddels naar Brazilië was verhuisd. De begane grond zag er al niet al te fantastisch uit, maar als je de jaren 70 decoratie wegdacht, was er nog wel iets van te maken. Toen kwamen we in de kelder. Of wat daar voor door moest gaan. Bouwput was misschien een betere benaming. "Ja", verklaarde de eigenaar, "ik was ooit van plan hier een zwembad te bouwen, maar het is niet helemaal afgekomen..."

De bezichtigingen die we vanaf augustus deden, verliepen iets beter. We leerden door de foto's heen kijken en kregen door welke dingen hier van belang zijn voor de prijs van een huis. Uitzicht op zee en een eigen aanlegplaats voor een boot staan boven aan de lijst van prijsverhogende elementen. Binnen een straal van 200 meter van Risør centrum doet het ook goed. Alles wat verder is, heet "buiten de stad" en levert minder op. Ruimte om het huis betekent weinig want er is hier ruimte zat.
Zo kwamen we bij een huis dat tussen Risør en onze camping in lag, op ongeveer een kwartier rijden van het centrum. Op een heuvel, uitzicht op de fjord, goede buitenruimte, in goede staat, grote garage. Er waren ook wat nadelen: kleine slaapkamers met schuine wand, een badkamer die zo was ingericht dat je alleen zittend in het bad kon douchen, een kelderverdieping waarvan de helft nog afgewerkt moest worden. Maar het was, om in makelaarstermen te spreken, een huis met mogelijkheden. We besloten een bod uit te brengen. Een bod doe je hier schriftelijk en als de verkoper ja zegt, is het direct bindend. Je kunt dus niet meer terug. Het was daarom prettig dat we wisten dat we de kavel terug konden geven, als we dat wilden. Om een lang verhaal kort te maken: we kwamen er niet uit met de verkoper. Wij wilden eigenlijk niet meer betalen dan de vraagprijs (anders dan in Nederland zet men hier vaak een vraagprijs in de advertentie die iets lager ligt dan het bedrag dat men uiteindelijk hoopt te vangen). De verkoper wilde 100.000 kronen meer hebben dan de vraagprijs. Geen onoverkomelijk bedrag, maar toch wilden we het niet op tafel leggen. Zou dat betekenen dat dit niet het huis voor ons was?

Er verscheen een nieuw huis op internet, in Risør zelf. Bij John op school werd er druk over gesproken. Het huis had een fantastisch uizicht op zee, er woonden nu Nederlanders, ze hadden er aardig wat aan gedaan sinds ze er ruim twee jaar geleden in waren getrokken. Moesten we daar misschien gaan kijken? We bekeken de foto's op internet, maar erg enthousiast werden we er niet van. "Niet interessant", besloot ik, "en bovendien te duur." Daarbij was de bezichtiging wat te vroeg voor mij (ik werkte toen nog in Arendal). John zag ook niet zo veel in het huis, maar aan de andere kant, hij was toch in de buurt op het tijdstip van het open huis. Dus hij besloot - grotendeels uit nieuwsgierigheid - te gaan kijken. Voor die verbijsterend hoge vraagprijs moest toch een reden zijn?

zondag 6 januari 2008

Winter


Een witte kerst zat er niet in, maar woensdagnacht was het dan zo ver: het sneeuwde!
Donderdagochtend lag er een dun laagje en volgens de weerdeskundigen zou het daar niet bij blijven. Zuid-Noorwegen (of liever: het zuiden van Zuid-Noorwegen, want Zuid-Noorwegen begint al op een plek die naar Nederlandse maatstaven behoorlijk noordelijk ligt) bereidde zich voor op zware sneeuwval. Een klein jaar geleden leidde een meter sneeuw in korte tijd hier in de omgeving tot enorme chaos. Er werd dus druk gespeculeerd over hoe het nu zou verlopen. Zouden de sneeuwschuivers hun werk behoorlijk doen, zouden de mensen het advies opvolgen om lekker binnen te blijven? De internetkrant hield zelfs een poll: "Rijden de mensen in Zuid-Noorwegen slechter onder winterse omstandigheden dan de gemiddelde Noor?".

Bij ons in het dorp ligt zo'n 40-50 centimeter sneeuw. De sneeuwschuiver kwam regelmatig door de straat en schoof de sneeuw netjes aan de kant. Na een dag was er zo een behoorlijke sneeuwmuur ontstaan, waarachter onze auto's stonden... Ja, dat wisten we vantevoren, maar echt praktisch is het natuurlijk niet. Wel lekker dat we lopend naar ons werk kunnen! Gisteren en vandaag zijn we heel wat uurtjes zoet geweest met sneeuwschuiven. De vorige bewoners hadden hun schuiver gelukkig voor ons achtergelaten.
Het paadje naar het huis is weer begaanbaar, één van de auto's hebben we uit de sneeuw bevrijd en de postbode kan weer normaal bij de brievenbus komen. De sneeuw storten we in de kloof die ons huis van dat van de buren scheidt. Meteen kennis gemaakt met de buurman die "zijn" sneeuw in dezelfde kloof stort.

Na het harde werken volgde het NK sprint via internet om lekker in de winterse stemming te blijven. Het ziet er leuk uit, die witte wereld, maar de sneeuwbuien mogen van mij wel weer even wegblijven.
Chaos werd het overigens niet, al was de uitslag van de poll niet zo bemoedigend: volgens 60% van de inzenders rijden wij, Sørlendinger, slechter op winterse wegen dan de gemiddelde Noor :-(