maandag 23 februari 2009

"Jongetje" en winterweekend

Eens in de zoveel tijd stuiten we weer eens op dingen die anders zijn dan wij dachten of gewend waren. Neem nu vorige week vrijdag. Het was lunchtijd en ik zat aan tafel bij een collega die twee weken eerder vader was geworden van een zoon. Ze wisten vooraf al dat het een jongetje zou worden en er was in de weken voor de geboorte druk gediscussieerd over mogelijke namen. Ik vroeg wat het nu uiteindelijk geworden was. "Tja, we zijn er nog niet helemaal uit", was het antwoord. "Euh, zit je me nu in de maling te nemen?", vroeg ik stomverbaasd. Een baby van twee weken oud die nog geen naam had, dat vond ik nogal wonderlijk. Ik had mijn zin nog niet uitgesproken of ik voelde al dat we hier weer bij zo'n befaamd "cultuurverschil" waren aangeland. Je merkt het gewoon aan de reacties om je heen, mensen die je met een verdwaasde blik aanstaren, geen idee hebbend waar je nou toch zo'n probleem van zit te maken. Ze leken mijn verwondering oprecht niet te begrijpen. Ik moest natuurlijk even verder vissen. "Hoe kun je 'm dan inschrijven in het bevolkingsregister?". Nou, dat was geen probleem, hij had gewoon een persoonsnummer gekregen. "Maar ehh, hoe noemen jullie hem thuis dan?". "Voorlopig houden we het bij lillegutt (jongetje)", antwoordde mijn collega monter. Ik besefte dat ik me gewonnen moest geven en droop af om een wafel met jam te kopen. Sommige dingen zijn nu eenmaal alleen met eten te bestrijden.

Toen was het weekend. Wat doen we hier eigenlijk 's winters in het weekend?
Afgelopen zaterdag ging mijn wekker, zoals op de meeste andere zaterdagen, om 7 uur. Tijd om de katten te voeren, een licht ontbijt te eten en, niet te vergeten, een thermos koffie te maken. Vervolgens zette ik koers naar de gymzaal (heuvel af-heuvel op) waar ik zo'n 6 tot 10 andere vroege vogels trof: de badmintonmannen. Sporten op zaterdagochtend van 8 tot 10, ik zou er zelf niet opgekomen zijn, maar het bevalt verrassend goed. Spelen we op de maandagavond meestal onafgebroken, op de zaterdag lassen we standaard twee koffiepauzes in. Vandaar die thermos dus. Typisch Noors. Of je nou gaat langlaufen, kanoën of badmintonnen, die thermos moet en zal mee.

Het sneeuwde weer eens. We hebben onderhand wel genoeg gehad, dacht ik zo. Na een welverdiende douche en uitgebreid ontbijt thuis, ploeter ik door de striemende natte sneeuw naar het huis van Mette-Marit om haar kat eten te geven. Het blijft sneeuwen en de rest van de dag zitten we binnen, tot de sneeuw overgaat in regen en het tijd is om de auto uit te graven, zodat we die zondag kunnen gebruiken.

Zondag schijnt zoals beloofd de zon en we rijden richting Vrådal om te gaan skiën. Twee uur rijden (enkele reis) om een paar uurtjes te skiën, dat is net zoiets als van Maastricht naar Zandvoort rijden om in zee te zwemmen, maar OK. Vorig weekend waren we in Gautefall geweest, een half uurtje dichterbij, maar dat vonden we nogal sloom allemaal. Nu maar eens Vrådal proberen dus, en dat beviel inderdaad beter. Voordeel van die kleine skigebiedjes is dat je besluitvaardigheid niet erg op de proef gesteld wordt. "Welke lift zullen we nemen?" "Nou, die ene hè". "Welke piste nemen we, links of rechts?" "Laten we eerst links nemen, dan rechts, en dan beginnen we weer opnieuw."
Een paar uurtjes ontstressen op de skipiste en we waren klaar voor een nieuwe werkweek.
Volgende week is het wintervakantie en dan hebben we lekker allebei vrij.

dinsdag 17 februari 2009

Jan en Ole Einar

Jan Bols rijdt op het EK schaatsen van 1971 een buitenbocht te veel. De Noren dringen aan op diskwalificatie. Resultaat: Jan verdwijnt uit de uitslag en de Noor Dag Fornæss wordt Europees kampioen (dat was hij misschien evengoed wel geworden, maar dat zullen we nooit weten). Behalve een gouden plak kon hij ook een klap op zijn hoofd met een paraplu, sinaasappels op het ijs en hevig boegeroep incasseren. Het Nederlandse schaatspubliek leefde mee, zullen we maar zeggen.
Ole Einar Bjørndalen skiet deze week op het WK biathlon over een bruggetje dat niet op, maar naast het parcours ligt. Hij maakt te veel meters, maar wint toch met overmacht. De Russen dienen een protest in met de bedoeling zelf op te schuiven van zilver naar goud. In eerste instantie met succes, maar na lang soebatten gaat het goud toch terug naar Ole Einar.

Rond 1 miljoen Noorse TV-kijkers volgden de ontwikkelingen in Zuid Korea op de voet, stond er vandaag in de krant. Hoeveel mensen de gang van zaken via internet volgden, stond er niet, maar dat waren er ook vast een heleboel. Ik was er in elk geval één van. Biathlon mag dan nog niet zo’n hele grote plek in mijn sporthart veroverd hebben, ik wilde natuurlijk wel weten hoe het afliep!

Terwijl de juryleden debatteerden, plaatsten talloze mensen reacties op de website van de krant. Het ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Allerlei relevante en vooral irrelevante details werden aangevoerd om het eigen gelijk te illustreren. Grofweg waren de reacties in te delen in drie groepen:
1. Tja, als je zo suf bent om verkeerd te skiën, moet je tijdstraf krijgen/gediskwalificeerd worden.
2. Die vuile.........onsportieve.........Russen die allemaal aan de doping zijn, kunnen alleen op deze manier nog maar winnen. Ze zouden ze moeten......etc. etc.
3. Dom, dom, dom, maar als je teveel meters maakt en toch ruim wint, ben je gewoon de beste, of niet soms? Hier met die medaille dus.

Ik sloot me aan bij stelling nummer 3. Wij hadden recht op goud, punt uit. Ehh, wij? Was ik opeens Noorse geworden? Daar moest ik even over nadenken, maar ik kwam tot de conclusie dat dat nog niet het geval was. Gelukkig, want als je je half Noors/half Nederlands voelt, “win” je in een sportjaar veel meer prijzen dan wanneer je een keuze maakt.
Nee, stelling 3 sloot gewoon het beste aan bij mijn eigen sportlogica. De chef d’equipe van de Noorse biatleten zei het als volgt: “het verstand heeft uiteindelijk gezegevierd. Wij hebben van het begin af gezegd dat er volgens de reglementen in een dergelijke situatie altijd twee vragen moeten worden gesteld: 1. Ben je van het parcours afgeweken? 2. Heb je daarmee tijd gewonnen of juist tijd verloren? Heb je tijd verloren, dan kan er nooit straf gegeven worden.”

Helemaal mee eens hoor, maar ehh, golden die regels in 1971 nog niet dan?

zondag 15 februari 2009

Een sprookje als je van een beetje afgelegen houdt

Op 1 januari 2008 woonden er 6888 mensen in Risør, 15 meer dan een jaar eerder. Het SSB (het Noorse CBS) heeft de cijfers voor januari 2009 nog niet op internet staan, dus we wachten gespannen af. Uit een krantenbericht meen ik me te herinneren dat we op plus twee zaten, maar het kan ook min twee geweest zijn.

Veel kleine gemeentes in Noorwegen worstelen met het probleem van een dalend (of in elk geval niet-stijgend) aantal inwoners. Steeds meer mensen trekken weg uit de kleinere plaatsen, op naar een grotere stad met meer werkgelegenheid en betere opleidingsmogelijkheden. Minder inwoners betekent minder geld en zo komen de gemeentes in kwestie al snel in een negatieve spiraal terecht.

Noren staan niet bepaald bekend als de meest vindingrijke handelslui, dus moesten er een paar Nederlanders aan te pas komen om het tij te keren. De organisatie Placement bemiddelt nu alweer een aantal jaren met (over het algemeen) succes tussen Noorse gemeentes die behoefte hebben aan nieuwe inwoners en Nederlanders - en Duitsers- die graag hun geluk willen beproeven in het hoge noorden. Het succes is niet onopgemerkt gebleven. De kranten schrijven er graag over, van het kleinste lokale sufferdje tot aan Aftenposten. De verhalen zijn voornamelijk lovend, maar zo nu en dan ook kritisch. De “projectgemeentes” leggen namelijk een aardige duit op tafel om klant te mogen zijn bij Placement en niet iedereen is er van gecharmeerd dat gemeenschapsgeld op deze manier gebruikt wordt.

Door die krantenverhalen krijg je wel eens de indruk dat er wekelijks hele bootladingen Nederlanders naar Noorwegen komen. De ene week een verhaal over een stel dat een bloemenzaak overneemt, kort erna een paginagroot bericht over een kaasmaakster. En dan heb ik het alleen nog maar over onze eigen regionale krant. Uit de cijfers blijkt overigens dat het met die bootladingen wel meevalt. Misschien vallen de berichten ons vooral op omdat we zelf uit Nederland komen.

Het had niet veel gescheeld of ook wij waren in een projectgemeente terecht gekomen. De eerste school die John een baan aanbood, lag namelijk in Sauda, een projectplaatsje in het westen van het land. Toen Risør zich een paar weken later ook meldde, was het echter niet moeilijk om te kiezen. De school in Sauda sprak John weliswaar wat meer aan dan die in Risør, maar al met al vonden we Risør toch een stuk aantrekkelijker. Belangrijkste redenen: klimaat en ligging.

Projectgemeentes vind je verspreid over het hele land, maar één ding hebben ze gemeen: ze liggen allemaal nogal afgelegen. Nu is dat in Noorwegen niet zo moeilijk, aangezien driekwart van de plaatsjes afgelegen ligt, maar toch...
Neem nu Åmli, een gehucht met een kleine 1900 inwoners, een uurtje rijden hier vandaan. In Åmli zijn het afgelopen jaar heel wat Nederlanders neergestreken, waaronder de nieuwe eigenaars van eerdergenoemde bloemenzaak. De bevolkingsgroei in Åmli wordt vanuit Risør met belangstelling, enige afgunst, en vooral onbegrip gevolgd. De echte Risøring snapt er geen bal van dat er mensen bestaan die liever in een gehucht in het binnenland wonen dan in een schattig plaatsje aan zee. Het binnenland, ok, daar kun je een hytte hebben zodat je ‘s winters op langlaufweekend kunt, maar veel gekker dan dat moet het niet worden.

Ik moet zeggen dat ik zelf de belangstelling voor Åmli ook niet helemaal begreep, maar ik was er nog nooit geweest en dat kon natuurlijk de oorzaak van mijn onbegrip zijn. Een paar weken geleden deed zich een goede gelegenheid voor de zaak eens van nabij te onderzoeken: een projectoverleg met een aantal collega’s van verschillende buurgemeenten. Plaats van handeling: Åmli. Op een maandagmorgen na een sneeuwrijk weekend tufte ik richting binnenland. Naarmate de reis vorderde, werd de sneeuw hoger en het bos dichter terwijl het aantal huizen evenredig afnam. Ik reed en reed en reed...en toen was ik er opeens. Een lieflijk plaatsje temidden van beboste heuvels, een prachtige oude brug over een besneeuwde rivier. Een bijna sprookjesachtig landschap, ik kan niet anders zeggen.
Een sprookje als je van een beetje afgelegen houdt...

zondag 1 februari 2009

Flinke meid!

Gemeentehuis in Risør, ruim een week geleden. Else, onze op-één-na-hoogste baas, komt mijn kamer binnen. “Komende donderdag moeten de resultaten van het medewerkerstevredenheidsonderzoek gepresenteerd worden aan de gemeenteraad. Dat kan jij wel doen, toch?”

Ja hoor, natuurlijk kan ik dat...

Het werken in de publieke sector stelt me nog regelmatig voor verrassingen, en waar ik vooral maar moeilijk aan kan wennen is de bemoeienis van de politiek. Met de lokale politici als werkgever, beland je als organisatie vaak in situaties waar gezonde bedrijfsmatige redeneringen opeens niet meer opgaan, maar waarin je bent overgelaten aan de nukken en grillen van tweederangs politici met een ongebreidelde territoriumdrift.
Dat we in een kleine (al is het voor Noorse begrippen eerder middelgroot) gemeenschap wonen, maakt het er niet makkelijker op. Bij alles wat je doet, moet je er rekening mee houden dat je mensen altijd weer opnieuw tegen gaat komen. Wij zijn ons er dan ook erg van bewust dat de “knusheidsmedaille” van het leven in Risør twee kanten heeft.

Terug naar het tevredenheidsonderzoek. Ik heb de eer in de werkgroep “onderzoeken” te zitten. Als gemeente willen we niet alleen weten of onze medewerkers het naar hun zin hebben, maar ook wat de burger vindt van de zorg, de parkeersituatie, de belastingen etc etc. Ja, er wordt door de jaren heen heel wat onderzocht. Alles met behulp van internet, dus gelukkig geen stapels papier op het bureau.

Nadat het medewerkerstevredenheidsonderzoek was afgerond, moesten natuurlijk de afdelingen op de hoogte worden gebracht van de uitkomst, en kon ik her en der opdraven om de grafiekjes nader uit te leggen. Dat had echter niet zo veel meer om het lijf dan een koffiebezoek aan de bibliotheek en op een andere afdeling een overleg gecombineerd met kerstlunch: eerst grafiekjes en daarna traditionele rijstepap met kaneel en kerstliedjes zingen. Niet al te angstaanjagend allemaal.

Maar een presentatie voor de gemeenteraad, dat valt in een iets andere categorie. Ik voelde dat ik onmiddellijk in de “prestatiestand” schoot, en ging aan de slag met de voorbereidingen.

Donderdagavond, half zeven: ik sluip op mijn tenen de trap van het raadhuis op. Het raadhuis is gevestigd in een oud centrumpand, en wordt voornamelijk gebruikt voor vergaderingen en bruiloften. In het hele gebouw ligt parket, waardoor je al snel de vergadering verstoort als je normaal de trap op loopt. Ik ben ruim op tijd om goed in de stemming te kunnen komen, de opstelling van microfoon, projectiescherm en publiek in me op te nemen, en te kijken welke collega’s aanwezig zijn.
Ik voel me ongeveer zoals die keer dat ik in de wachtkamer van de kaakchirurg zat omdat er twee verstandskiezen uitgezaagd moesten worden. Waar is de nooduitgang?

Ik luister naar een verhaal over een schoolproject dat als doel heeft de kinderen in Aust Agder beter te leren lezen en schrijven. Vervolgens komt er een verhaal van de politie (landelijk vaak in het nieuws de laatste tijd vanwege een enorm personeelstekort en cao-onderhandelingen waarin de partijen het nooit met elkaar eens lijken te worden). Daarna is het broodjespauze en kan ik mijn laatste voorbereidingen treffen, en een babbeltje maken met de burgemeester.
In Noorwegen hebben we de gekozen burgemeester. Die van ons is een sympathieke vijftiger met vrolijke krullen en een eigen timmerbedrijf dat hij voor deze vierjaarsperiode op een laag pitje heeft gezet.

Dan is het zover. Ik ga van start en zoals meestal verdwijnen de zenuwen bijna meteen. Ik vertel zo ongeveer wat ik van plan was te vertellen en maak geen al te grote taalblunders. Ook het vragenrondje verloopt zonder noemenswaardige problemen.
Dat was dan dat!
Terwijl de volgende spreker de microfoon pakt, word ik enthousiast ingehaald door de aanwezige collega’s. De complimenten vliegen me om de oren en dat is leuk. Tegelijkertijd is het een beetje gek. Want als Noren vinden dat je iets goed gedaan hebt of goed kunt, gebruiken ze het woord flink. “Så flink du var!” roepen ze enthousiast. Misschien dat ik er ooit aan gewend raak, maar voorlopig geeft dat “flink” me het gevoel weer kleuter te zijn. Flinke meid!.....
Beetje jammer, maar toch was het een geslaagde avond.