maandag 29 december 2008

Zonnig eiland


Kerstvakantie. Ik zag mezelf al helemaal zitten: met een boek op de poef voor de houtkachel, kat ernaast, heerlijk! Maar ergens in november stelde John opeens voor met kerst een weekje naar het zonnige zuiden te gaan. Ik liep er niet direct warm voor, maar ok, een week in een leuk klein huisje, liefst een beetje afgelegen, op één van de kleinere Canarische eilanden, dat zou misschien toch wel leuk zijn.

Na avonden van overleg en uitgebreide internet-research door John boekten we uiteindelijk een week in een all inclusive resort op Tenerife. Tja...

Of we met kerst nog "naar huis" gingen, vroegen de collega's. Naar Nederland, bedoelen ze daarmee. Die vraag komt twee keer per jaar voorbij, namelijk met kerst en in de zomer. Twee keer per jaar antwoord ik dat "thuis" hier in Risør is, iets wat ze tegelijkertijd wel en niet begrijpen. En nu meldde ik dus dat we naar Tenerife zouden gaan. Ik zag ze denken: "geen ribbe, geen pinnekjøtt, niet de voltallige schoonfamilie minimaal drie dagen en nachten over de vloer... Misschien is het zo gek nog niet om immigrant te zijn."

Het vliegtuig vertrekt zondagochtend vroeg vanaf Gardermoen bij Oslo en daarom stappen we zaterdagmiddag al in de auto. De meeste hotels bij Gardermoen hebben speciale aanbiedingen voor charter-stakkers zoals wij (overnachting plus auto parkeren) en daar maken we dankbaar gebruik van.

Vierentwintig uur later zitten we bij het zwembad kipkluifjes te kanen. Vooruit, het all inclusive concept heeft zo z'n voordelen. Na een toch wel vermoeiende reis hoef je niet meer op zoek naar een plek om te eten. Geen eindeloze debatten meer over zullen we hier of zullen we daar, terwijl de gevoelstemperatuur maar stijgt en stijgt en minimaal een van de twee wenste dat-ie lekker thuis zat. Nee, je wandelt gewoon door de prachtig aangelegde tuin, langs palmen en zwembaden, naar de buitenbar, en bestelt kipkluifjes. Zoveel kluifjes als je maar wilt, en je hoeft er niet eens je portemonnee voor mee te nemen.

Om die kluifjes en ook ontbijt, lunch, diner, koffie etc. etc. te kunnen krijgen, hoef je dan weliswaar ter plekke geen cash op tafel te leggen, je moet natuurlijk wel herkenbaar zijn als gast van het resort. Daartoe kregen we bij het inchecken een felrood bandje om de pols geklipt. Zo één die je niet meer afkrijgt tenzij je 'm doorknipt. Ik voelde een golf van weerstand in me opkomen toen ik die gevangenis-armband om kreeg. Vreselijk, zo'n verplicht kenmerk. Maar goed, dat was vóór de kipkluifjes...

De vakantieweek laat zich verder nogal makkelijk samenvatten: eten, zwemmen, lezen, eten, slapen, eten, eiland bekijken, eten (of had ik dat nou al eerder genoemd?). Heerlijke vakantie, al zie ik ons niet direct weer naar Tenerife gaan. We vonden het het minste eiland van de drie Canarische eilanden die we tot nu toe bezocht hebben.

De overgang van +20 naar -10 verliep gladjes. Na een kwartiertje ijs krabben en een kop koffie bij MacDonalds waren we helemaal klaar voor de thuisreis. Aanvankelijk waren we van plan nog een keer op Gardermoen te overnachten, maar de drang naar de hereniging met Nelson en Pebbles (en het eigen bed) was sterker. Iets na twee uur 's nachts waren we terug op Ringveien 29. Zo te zien hadden de katten elkaar en de huiskamer aardig afgetuigd, maar verder stond alles er prima bij.

We hebben nog lekker een paar dagen vrij. Ik hoorde net van de badmintonmannen dat het ijs hier in de buurt goed is. Tijd om de schaatsen uit de kast te halen!

woensdag 10 december 2008

Kerstdiner

De vorige week gevallen sneeuw ligt er nog steeds en in het dorp is de feestverlichting opgehangen. Risør begint in kerststemming te komen.
Noren hebben een tweeslachtige verhouding met kerst. Op het eerste gezicht lijkt het of ze er stapeldol op zijn, maar als je het allemaal wat nader bestudeert, blijkt kerst voor veel mensen hier vooral een hoop stress met zich mee te brengen. Allereerst vanwege de cadeaus natuurlijk. Elk jaar maar weer een berg cadeaus bij elkaar schrapen voor familieleden die eigenlijk alles al hebben. Ga er maar aan staan. Maar de grootste stressfactor is toch wel het eten. De Nederlandse kerstproblematiek (eten we dit jaar op eerste of op tweede kerstdag bij de schoonfamilie?) valt in het niet bij wat de gemiddelde Noor moet doormaken. De kerstboom moet klaarstaan, op de juiste plekken geflankeerd door een bonte verzameling kaarsen en engelen. Voordat de gasten komen, boent en schrobt Noormans het hele huis, en er moeten koekjes en taarten gebakken worden, liefst zoveel dat je maanden later de voorraden nog terugvindt in koektrommels en vrieskist. Tot slot moet er traditioneel gekookt worden: ribbe (een vettige homp vlees), pinnekjøtt (drogige gezouten schapenkluif) of lutefisk (in een vloeibaar iets geweekte stokvis), of een combinatie van die drie. Krijg je al trek?

Onlosmakelijk verbonden met kerst is het julebord (juuleboer) oftewel het kerstetentje met bedrijf en/of vereniging. Ook dan wordt er over het algemeen traditioneel gegeten, in combinatie met de inmiddels bekende Noorse alcoholconsumptie. Als slagroom op de taart komt daar in veel gevallen nog een portie traditoneel kerstgezang bij. Tja, dat is wel even slikken hoor voor een immigrant met inburgeringsdrang...

Wat valt er te vertellen over mijn eerste julebordervaringen? (Jaja, Sinterklaas is nog maar koud terug in Spanje, maar ik heb mijn kerstetentjes al achter de rug.)
Nou, het begon goed, dat moet gezegd. Het eerste etentje was met de badmintonclub. Vorige week zaterdag zaten we met z’n achten (een opkomst van 80%) rond de eettafel van Olav die het koken op zich had genomen. Hij bleek geen aanhanger van de traditionele kerstkeuken. We kregen een heerlijke salade met zalm en geitenkaas, een stoofschotel met hertenvlees en groente en een soort noten-chocoladetaart om je vingers bij af te likken. Iedereen blij! Zo blij zelfs dat we probleemloos de door Olav (muziekleraar) gecomponeerde badmintonpsalm ten gehore brachten. Voor mij met mijn beperkte zangtalent viel het niet mee de juiste toonhoogte te vinden tussen alle mannenstemmen (de club heeft buiten mij geen vrouwelijke leden), maar dat mocht de pret niet drukken. Een geslaagde avond. Op naar julebord nummer twee!

Het kerstetentje met de collega’s van het gemeentehuis vond afgelopen vrijdag plaats in het beste restaurant van Risør. Iedereen kwam prachtig uitgedost aanstappen. Ook dat is een traditie: mooie kleding, vrouwen liefst een jurk of rok, mannen een pak. Ik vond een plekje aan een van de lange tafels, het gesprek kwam lekker op gang, er heerste een ontspannen sfeer. En toen kwam het eten: ribbe, pinnekjøtt, lutefisk, aardappels en wat ondefinieerbare prutjes. Wat moet ik ervan zeggen? Ik houd van eten, allerlei eten, maar dit vond ik echt niet lekker. Het lag bovendien als een steen op mijn maag, die vette hap. Het hele weekend heb ik geen warm eten gemaakt (John was in Nederland) en dat terwijl we normaal gesproken elke dag koken. Geschikte manier om een beetje af te vallen, zo’n kerstetentje.
Maandag polste ik voorzichtig of er meer mensen waren die “een beetje last” hadden gekregen van het eten. Nee hoor, niemand, heerlijk was het allemaal geweest.

Ik heb zo’n vermoeden dat het met dit deel van de inburgering niet helemaal goed gaat komen...

maandag 1 december 2008

‘Club Zonder Naam’

Als we in Nederland lid wilden worden van een sportvereniging, was dat niet al te ingewikkeld, zelfs niet bij verhuizing naar een andere plaats. Gewoon even op internet kijken (of - in het pré-internet tijdperk - in de gemeentegids) en je wist waar je zijn moest.

In Noorwegen bleek het minder eenvoudig. Om te beginnen wilden we het hardlopen weer op de rails krijgen. Dat lijkt simpel, want hardlopen kun je overal. Toch? Ja, dat klopt, maar het is wel prettig als je kunt zien waar je loopt. Op Sandnes, in de omgeving van de camping waar we woonden, was geen straatverlichting en als het niet toevallig volle maan was, was het daar ’s avonds echt pikdonker. Die paar keer dat ik me toch aan een training in het donker waagde, had ik het gevoel dat ik aan een evenwichtsstoornis leed. John had nog een ander probleempje. Ter voorbereiding op het (atletiek-)baanseizoen wilde hij het liefst zijn intervallen op een vlak parcours lopen. Vlak, tja, kom daar maar eens om in Noorwegen. Als je van een Noor een tip krijgt over een plek waarvan hij vindt dat het er goed hardlopen is, kom je meestal terecht op smalle bospaadjes vol met boomstronken en rotsen. Beter geschikt voor uitstapjes van het type ‘bergwandeling’, vinden wij. Het is natuurlijk maar net wat je gewend bent. Na enig speurwerk was John er overigens wel in geslaagd her en der zijn parcoursjes uit te zetten, maar ideaal was het niet.

Toen we naar Ringveien verhuisden besloten we dan ook dat het tijd was om een loopband aan te schaffen. Zo gezegd, zo gedaan. Op een dag werd er een loeizwaar pakket bezorgd. Ja hoor, de loopband. We hadden gedacht beneden een trimkamer te maken, maar het kreng was nauwelijks van z’n plaats te krijgen. Wat nu? Een loopband in de voortuin, dat was ook niet echt de bedoeling. Uiteindelijk kozen we voor een kamer boven en nadat we hersteld waren van onze rugfractuur konden we de band in gebruik nemen. Hij doet nog steeds dienst, zeker nu het weer regelmatig glad is buiten.
John traint, als het weer het toelaat, ook veel in het dorp en is daardoor een lokale bekendheid geworden, erg grappig (“Oooh, dat kleine mannetje dat zulke harde intervallen loopt op Solsiden, jahaaa, die ken ik wel hoor, oh, is dàt nou John?”).

Het asociale deel van ons sportieve leven hadden we dus aardig op orde, maar zelfs wij willen af en toe in onze vrije tijd wel eens contact met andere mensen. John had het snel voor elkaar door mee te gaan doen aan het wekelijkse zaalvoetbalavondje voor leraren, ex-leraren en gepensioneerde leraren, maar ik kon mijn draai niet echt vinden.

In januari haalde een collega me over om mee te gaan naar conditietraining. Nee, het was echt geen aerobics, verzekerde ze me toen ik vertwijfeld wat bezwaren begon te mompelen. Ik mee, en na vijf minuten wist ik het eigenlijk al: dit is he-le-maal niks voor mij. Okee, veel mensen vinden het leuk (bleek ook wel uit het feit dat we als sardientjes opeengepakt in het gymzaaltje stonden), maar zo'n training op muziek met pasjes enzo, daar krijg ik acuut allergische reacties van.
Mijn eerste poging tot deelname aan het lokale clubleven konden we als mislukt beschouwen en in de maanden die volgden, modderde ik een beetje aan met hardlopen en baantjes trekken in het zwembad.

Na de zomervakantie besloot ik het nog een keer te proberen. Ik was er intussen achter dat de meeste sportclubs in Risør alleen actief zijn voor jeugdleden. Het lijkt wel of hier bijna niemand van boven de 18 geïnteresseerd is in competitief sporten. Gelukkig is er de innebandyclub. Tot vorig jaar had ik nog nooit van innebandy gehoord, maar hier is het een populaire sport. Het is, simpel gezegd, ijshockey zonder ijs. Een snelle, felle sport, leuk om te doen. Klein nadeel is dat ik sinds de middelbare school geen hockeystick meer in mijn handen heb gehad (en daarbij is innebandy toch anders dan het Nederlandse hockey), maar dat mag de pret niet drukken. Nu, na een maandje of drie, heb ik zelfs af en toe het idee dat de bal doet wat ik wil.

Sinds kort ben ik bij een tweede club(je): badminton. Oude liefde roest niet, dat blijkt maar weer. Zoals veel andere kleine verenigingen, staat ook deze club nergens vermeld. Het is gewoon een verzameling mensen die op een of andere manier bij elkaar in een gymzaal zijn beland. Eén van die mensen is toevallig de kamergenoot van John en zo kwam het dat ik nu ook lid ben van de ‘Club Zonder Naam’.