donderdag 30 april 2009

Cultuurnacht


Elke zichzelf respecterende gemeente heeft natuurlijk een visie, een motto, en een pakkende slagzin waarmee ze zich aan het publiek presenteert. Zo ook Risør. Of eigenlijk is het zo dat we er meerdere hebben, en dat ik de draad een beetje kwijt begin te raken. Even op de website van de gemeente kijken dan maar. “Risør, het witte stadje aan het Skagerak”. Klopt, dat zijn we. Die beschrijving heeft bij mijn weten ook niet ter discussie gestaan.

Ook het oude motto “Risør: kunst, cultuur en houtbouw” is nog steeds op de site te vinden. In de jaren 70 trok een groep kunstenaars het zedige Risør binnen en zette het biblebelt-plaatsje volledig op z’n kop. Toen de ergste stofwolken waren opgetrokken, besloot iemand kennelijk dat het zo gek nog niet was, een beetje kunst en cultuur. Ook leuk voor de toeristen. Houtbouw was er al, en zo ontstond het nieuwe gemeentelijke motto.

Kunst, kultur, trehus, zoals het in het Noors heet, als nieuwkomer vond ik het wel ok: makkelijk, en het klopt nog met de werkelijkheid ook. Maar vorig jaar was er iemand, ik heb zo’n vermoeden dat het een politicus was, die vond dat er een nieuw motto moest komen. Horend bij een nieuwe visie, een visie die Risør-city moest doen groeien. Na lang debatteren was-ie er dan, het nieuwe motto: “Risør, voor gastvrijheid, ontwikkeling en diversiteit”. Ik zal het maar bekennen, ik moest het opzoeken voordat ik het kon opschrijven. Gastvrijheid, dat wist ik nog. Diversiteit, dat kwam een tijdje geleden bovendrijven toen er niet zo heel positief gereageerd werd op de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum. Hoezo diversiteit...
Maar het totale motto had ik niet op mijn netvlies. Ik weet het niet met dat motto. Het bekt niet lekker, ik heb er geen beeld bij. Het is misschien niet voor niks dat het niet op de website van de gemeente is terug te vinden.

In de praktijk cultuurt Risør gewoon lekker door. De zomer staat weer voor de deur en daarmee de diverse festivals die ons stadje rijk ik. Afgelopen vrijdag werd het festivalseizoen geopend met de cultuurnacht. Dat is eigenlijk meer een cultuuravond (als je weet dat avondopenstelling hier betekent dat de winkels tot 18 uur open zijn, dan kun je het begrip cultuurnacht wat meer in perspectief zien).

In elke kroeg en ook op andere plekken was van alles te doen: optredens van lokale muzikanten, voorlezende schrijvers, mogelijkheden tot debat. Op het plein stonden kraampjes waar eten uit verschillende landen werd verkocht: Irak, Thailand, Tsjetsjenië, Somalië. Oeps......toch diversiteit!

Zoals gebruikelijk stortten we ons eerst vol overgave op het eten. Vervolgens belandden we na wat omzwervingen in een café waar een leerling van John (tevens dochter van collega’s van mij) haar zelf geschreven teksten voorlas. Dat was eigenlijk het enige optreden waar we echt naartoe wilden. Het werd dan ook geen lange cultuurnacht. Nadat een plaatselijke zangeres haar liedjes ten gehore had gebracht, togen we huiswaarts. Koffie drinken. Douwe Egberts, lekker Nederlands.

maandag 27 april 2009

Rondje lopen


Sinds september hebben we een abonnement op de regionale krant Agderposten. We hebben ‘m overigens ook al weer opgezegd, want Agderposten is eigenlijk een beetje van alles niets: veel over Arendal (net te ver bij ons vandaan), weinig over onze kant van de regio (en dus ook niet de lokale weetjes die soms zo handig zijn), weinig internationaal nieuws en geen leuke bijlagen met lekker-lezen reportages. Maar een paar dagen geleden viel mijn oog zowaar op iets interessants. Het was een mini-advertentie: “zaterdag 13.00 uur, 5 km loop in Fevik.”

Sinds we hier naartoe zijn verhuisd, heb ik nog aan geen enkel loopevenement meegedaan. Er zijn er niet zo heel veel, als je geen uren in de auto wilt zitten om er te komen en als er iets te doen is, zijn er vaak alleen lange afstanden. Mijn laatste halve marathon herinner ik me alsof ik hem gisteren gelopen heb - nee bedankt, ik hoef niet meer...
Maar een 5 km in een redelijk vlakke omgeving, daar kreeg ik spontaan zin in. Op naar Fevik!

De atletiekbaan had zo te zien zijn beste tijd gehad: er zaten heel wat scheuren en hobbels in het tartan. Maar dat mocht de pret niet drukken. De zon scheen en de stemming rond de baan was opperbest. Tien man- en vier vrouw-sterk stonden we aan de start. Anders dan in Nederland gebruikelijk is, was het parcours niet afgezet en ik maakte me een beetje zorgen of ik wel de juiste route zou kunnen vinden. De route bleek geen probleem. Een paar fietsers in gele hesjes wezen de weg en na iets meer dan vijfentwintig minuten draven, kwam ik als tweede vrouw over de finish. Daar was ik dik tevreden mee, maar het meest tevreden was ik eigenlijk met het feit dat ik onderweg niet één keer gedacht had “waarom doe ik dit in vredesnaam?!”.

Ik kreeg een schitterende herinneringsmedaille en een nog fraaiere prijsbeker uitgereikt en beloonde mezelf met een heerlijk warme douche (de douches waren duidelijk in betere staat dan de baan). We bleven nog even hangen om de lopers van de halve marathon te zien starten. Onder hen een plaatsgenoot, vader van een leerling van John. Het blijft een klein wereldje hier...
Vijf minuten later finishte de eerste halvemarathonloper al. Nee, geen nieuw supertalent, geen afhaker, maar gewoon iemand die vroeger op de dag gestart was. Met toestemming van de organisatie. Door vroeger te starten, kon hij ‘s avonds nog op tijd op een verjaardagsfeest ergens ver weg zijn. Sympathiek toch? Wie maalt er dan nog om een bobbelig stuk tartan.

Op de terugweg brachten we een kort bezoek aan Arendal. We konden nog net de boerenmarkt meepikken, waar we een lekker stukje kaas kochten bij de Nederlandse kaasmaakster Miriam. Goed om te weten dat we niet totaal afhankelijk zijn van importkaas. Daarna een hapje gegeten bij Café Victor in Arendal, een on-Noors leuke lunchplek.
En dat allemaal dankzij een advertentie'tje van twee bij vier.

zaterdag 18 april 2009

Boom

Voor ons huis stond een enorme naaldboom. Het voordeel van die boom was dat hij de buurvrouw het uitzicht op onze keuken ontnam. Niet dat door de keukenramen erg veel te bekijken valt, maar de boom gaf toch wel enige privacy.
Helaas had het ding ook nadelen. Om te beginnen was hij oerlelijk. Dat vond ik in elk geval. Het was niet zo’n mooie oude boom waar je acuut nostalgische gevoelens van krijgt. Nee, het was een tamelijk nietszeggend geval waar enorme hoeveelheden dennenappels en in een bepaald jaargetijde ook kleverige dennennaalden vanaf vielen. Toen hij vorige winter tijdens een hevige storm ook nog eens vervaarlijk heen en weer begon te zwaaien, wist ik het zeker: die boom moest weg. John was het met me eens, dus het project kon van start.

Het eerste dat ik deed, was bij een collega navragen of we een kapvergunning nodig hadden.”Hoezo vergunning, hij staat toch in je eigen tuin?”, zei hij. O ja, dat is waar ook, we wonen niet meer in Nederland. Aan de slag dan maar!

Zelf de boom omzagen, leek ons niet zo’n goede optie. We hadden weliswaar voor een vriendenprijsje een goede kettingzaag overgenomen van de vorige bewoners van het huis, maar om nu als onervaren bomenzager in de weer te gaan met dit metershoge geval leek ons een slecht plan. Niet ver bij de boom vandaan liep bovendien een stroomkabel. Die dingen lopen hier nog altijd grotendeels bovengronds. Het is ook beetje lastig graven in zo’n rotsbodem natuurlijk. Ik zag de boom de stroomkabel al in tweeën klieven. Er zijn leukere manieren denkbaar om op de voorpagina van het plaatselijke sufferdje te komen.

We besloten op zoek te gaan naar een “mannetje”.
Maar waar vind je zo’n mannetje? Ik belde eerst naar het lokale klusbedrijf. “Geen klus te klein” is hun motto. Dat leek me wel wat. Hen leek het ook wel wat. Voor een flink bedrag konden ze eventueel misschien op een niet nader vast te leggen datum (typisch Noors) de klus klaren. Nog maar even verder kijken dan. John vond een mannetje uit Arendal. Die noemde een lager bedrag, maar werd evenmin erg concreet en drong niet bepaald aan (ook zo typisch: het lijkt wel of geen bedrijf hier er in geïnteresseerd is iets aan je te verkopen. Je vraagt je af waar ze van leven). Het project ging in de ijskast.

Een maand of twee geleden dook er plotseling een alternatief op. John raakte aan de praat met onze dierenarts die niet zo ver bij ons vandaan woont. Hij was in zijn tuin verwoed bomen aan het omzagen. “Als je het zelf niet ziet zitten, probeer dan houtboer Lars eens”, tipte hij. Zo gezegd, zo gedaan. “Tuurlijk”, zei Lars, “geen probleem en kost je weinig.” “Ehh, wanneer denk je......” probeerde ik voorzichtig. “Binnenkort”, verzekerde hij me. En inderdaad, donderdagavond om een uur of acht stond er opeens een laadauto voor de deur met daarin twee jongens en een paar kettingzagen. “Klopt ‘t dat er hier een boom om moet?”, vroeg de één, terwijl de ander de auto in positie manoeuvreerde. Ik had nog nauwelijks bevestigend geantwoord of de mannen waren al aan de slag. John rende naar boven om zijn camera te halen en kon nog net een foto maken voordat de boom helemaal om was. Binnen twintig minuten waren alle takken en de stam op de wagen geladen.
“Nou, dat was ‘m dan. Tot ziens he”, riepen de mannen vrolijk, en tuften de straat uit.
Verbijsterd bleef ik achter, starend naar de plek waar zojuist nog de boom had gestaan.

Noren kunnen blijkbaar toch heel erg snel zijn.....




vrijdag 10 april 2009

Tv

Toen we hier naartoe verhuisden, had ik het voornemen om veel tv te kijken. Ik had namelijk bedacht dat dat me zou helpen de taal beter te verstaan. Er was wel een praktisch probleem: ik ben niet echt een tv-mens. Doe mij maar een boek.
Toch begon ik vol goede moed aan mijn missie. Zoals ik eerder al eens schreef, keek ik de eerste weken trouw naar de Noorse ontbijt-tv. Wat zal ik daar eens over zeggen? Gelukkig vond ik snel een baan...
Voor de taal hielp het overigens wel, dus wat dat betreft kan ik het van harte aanbevelen aan nieuwe nedernoren.

Noorse en Nederlandse tv verschillen niet zo veel van elkaar. Vind ik. Al is het voor iemand die weinig kijkt natuurlijk lastig om de verschillen te ontdekken.
Om zenders te kunnen ontvangen, gebruik je een schotel of een digikastje (vanwege het landschap en de vele afgelegen plekken zijn die twee opties hier gangbaarder dan in Nederland) of ‘gewoon’ de kabel, zoals wij.
Bij onze kabelboer kunnen we kiezen tussen een pakket met veel kanalen waarvan we de helft nooit bekijken en een pakket met nog meer kanalen waarvan we driekwart nooit bekijken. Ook hier is het niet ongewoon dat de leverancier plotseling zenders uit het pakket gooit. Sinds we hier wonen, zijn er twee zenders ‘op blauw’ gegaan, maar als je me vraagt welke zenders dat waren, moet ik je het antwoord schuldig blijven.

Mis ik iets? Ja, atletiek op de BBC. Niemand zendt zo leuk atletiek uit als onze Britse vrienden. Zo is het gewoon.
Wij doen het met de NRK. En dat is zo slecht nog niet. Natuurlijk is het even wennen dat Zweedse atleten de vragen in het Noors voorgeschoteld krijgen en in het Zweeds antwoorden, maar zo gaat dat nou eenmaal hier. Noren, Zweden en Denen kunnen hele gesprekken met elkaar voeren waarbij ze allemaal lekker hun eigen taaltje blijven spreken. Naderhand natuurlijk wel klagend dat de ander zo moeilijk te verstaan was...
Voor ons buitenlanders is het een soort drie halen, één betalen. Je investeert in het Noors en krijgt het Deens en Zweeds er gratis bij.

Het aantal tv-programma’s waar ik vast naar kijk, is op één hand te tellen (en dan houd je nog een paar vingers over). Daarvan zijn er twee authentiek Noors. Op nummer 1 staat het journaal. Het Noorse journaal geeft me de hoop dat het nog wel meevalt met de ellende in de wereld. Er is relatief weinig aandacht voor internationaal nieuws en veel voor binnenlands nieuws, vaak van het niveau ‘Russische wolf waargenomen in de bossen in Oost-Noorwegen’. Heerlijk!
Op nummer 2 staat de Noorse dramaserie Himmelblå (‘hemelsblauw’). Eigenlijk moet ik zeggen stond, want de acht afleveringen van het tweede seizoen zitten er al weer op. Himmelblå werd uitgezonden op zondagavond om half negen en was een fijne ontspannende afsluiting van het weekend. Een zacht voortkabbelende serie over het wel en wee van de bevolking op een klein eilandje, waar men kampt met alle bekende problemen die het wonen in een mini-gemeenschap met zich mee brengt. Ik vroeg me wel eens af of er nog meer mensen naar deze serie keken.
Antwoord op die vraag kreeg ik toen in aflevering zeven een van de hoofdrolspelers verdween. Op zee natuurlijk, zoals het hoort te gaan in het Noord-Noorse eilandleven.
Er barstte een waar mediaspektakel los. Waar was Kim en zou hij nog terugkomen? Het werd me opeens duidelijk dat ik volger was van ’s lands populairste serie.
Aflevering acht was de best bekeken Noorse drama-aflevering ooit. Kim kwam niet terug. Samen met ruim een miljoen lotgenoten moet ik wachten tot volgend jaar. Dan wordt het derde en laatste seizoen uitgezonden.
Nu maar hopen dat NRK1 in de tussentijd niet uit het pakket verdwijnt.