dinsdag 23 september 2008

Een gewone werkdag

Het werk als P&O adviseur bij de gemeente Risør lijkt op veel punten op het werk van een P&O adviseur bij een willekeurig ander bedrijf, of dat nou Nederlands of Noors is. Op een paar punten is het heel anders. Daar zou ik met gemak een paar blogjes aan kunnen wijden. En dat doe ik misschien nog wel eens, maar niet vandaag. Vandaag gaat het over een doorsnee-dag op mijn werk. Gewoon, voor wie het leuk vindt om te lezen hoe zo’n dag er uit ziet.

Maandagochtend. Na ongeveer een kwartiertje wandelen, klik ik tegen achten met mijn toegangspasje de deur van het gemeentehuis open. Het pasje is een aantal jaar geleden ingevoerd om te voorkomen dat brutale Risørburgers te pas en te onpas in de gemeentelijke (meestal bouw-)archieven komen graaien. Eenmaal op mijn kamer verwissel ik mijn gympen voor een paar nette schoenen en start mijn pc op. Ik heb een kamer alleen, zoals bijna iedereen hier. De kamer is niet gigantisch, maar toch wel zo groot dat ik hem in Nederland zeker met iemand had moeten delen om niet het maximale (tevens minimale) aantal vierkante meters per persoon te overschrijden.
Vervolgens richting de keuken die we delen met de collega’s van ”technisch”. Zij beginnen vaak vroeg, dus met een beetje geluk is de koffie al klaar. Met een beetje pech is-ie net op, dat kan ook. Voordeel is dan wel dat ik zelf koffie kan zetten. Weet ik in elk geval zeker dat het geen bak slootwater wordt.

Vorige week was erg hectisch, maar vandaag staan er geen afspraken op het programma. Mette-Marit, mijn collega, baas en kantoorbuurvrouw, is twee dagen weg. Het zou weleens een eenzaam dagje kunnen worden.
Ik begin met het wegwerken van wat losse eindjes van een paar sollicitatieprocedures: mensen bellen, brieven en mails schrijven, van zaken die klaar zijn de elektonische dossiers afsluiten. Het elektronische post- en dossiersysteem is echt een uitkomst. Als er nog wat op papier binnenkomt, wordt dat gescand en elektronisch naar de juiste persoon gestuurd. Geen stapels papier meer, en niet meer van die ergerlijke “bakjes” die ik toch al nooit gebruikte.
Het systeem is ook handig in verband met de verplichte “openbaarheid” van de verschillende gemeentelijke zaken. Via de website van Risør kommune kan iedereen alle inkomende en uitgaande post zien en desgewenst een kopie van het dokument opvragen. Gelukkig mogen we bepaalde persoonlijke informatie wel afschermen. Niet de hele wereld hoeft tenslotte te weten dat een langdurig zieke wordt uitgenodigd voor een re-integratiegesprek.
Re-integratie is het volgende onderwerp, Eens per maand hebben we een dag waarop we gesprekken voeren met mensen die langere (meestal) of kortere (soms) tijd ziek zijn. Dat is een heel circus. Behalve de persoon in kwestie, diens leidinggevende en ik, is er ook altijd iemand van de arbodienst aanwezig en iemand van NAV. NAV is een soort UWV en CWI in één, en betaalt o.a. ziekengeld uit. De reputatie van NAV is trouwens ook vergelijkbaar met die van UWV en CWI.
Ik brei de agenda voor de volgende gesprekkendag rond. Dat wordt overwerken. Gelijk maar even een mailtje naar de dames van NAV en de arbodienst. Dan weten die ook vast dat het eten die dag niet om vijf uur op tafel kan staan.

Met al dat geknutsel en gepuzzel vliegt de tijd voorbij en om 10 over 11 zak ik af naar de kantine: lunch. De tijd dat ik me moest inspannen om de gesprekken aan tafel te kunnen volgen, ligt gelukkig achter me. Het enige wat nog wel eens lastig kan zijn, is als het gesprek gaat over mensen uit het dorp (die iedereen kent, behalve ik). Vandaag gaat het over boeken die ik gelezen heb en een tv-serie die ik gevolgd heb, dus ik kan lekker meebomen.

Een halfuurtje later zit ik weer achter mijn bureau. Het is de hoogste tijd om eens aan de slag te gaan met de twee speerpunten uit het personeelsbeleid die (in goed overleg) op mijn bord terecht gekomen zijn: werving en selectie, en terugdringen ziekteverzuim. Ik loop even bij Else binnen om te overleggen hoe ik het beste input vanuit de organisatie kan krijgen voor deze punten. Else is de baas van Mette-Marit, in Nederland zou zij waarschijnlijk unit manager genoemd worden, hier heet ze eenheidsleider. Ze is ook de rechterhand van onze rådmann (de gemeentesecretaris) en dat komt mooi uit, want als je hier niet genoeg vrouwen in het management hebt, moet je in het strafbankje.

We worden het er over eens dat ik de punten inbreng in de volgende managementvergadering en ik regel vervolgens dat ik daar op de agenda beland. Mooi, nu weet ik dat ik over twee weken een deadline heb. Het gebeurt wel vaker dat ik, al dan niet samen met Mette-Marit, iets mag vertellen in het managementteam en ik bereid die bezoekjes altijd extra goed voor. Het is toch leuk als het er in -bijna- vloeiend Noors uitkomt, nietwaar? Gelukkig ken ik alle leidinggevenden en ook vele anderen intussen goed, inclusief al hun rare dialecten, waardoor ik niet meer zo nerveus ben voor dit soort optredens.

Een groot deel van de middag gaat heen met het verzamelen van statische personeelsgegevens. Daar hebben we jammer genoeg een nogal krakkemikkig programma voor.
Om drie uur houd ik het voor gezien. In het zonnetje wacht ik op John die even later van de berg af komt wandelen en samen lopen we naar huis. Deze week kan dat nog. Op 1 oktober gaat bij de gemeente de wintertijd weer in, die zware zes maanden waarin ik tot vier uur moet werken.

zaterdag 13 september 2008

Sopptur


Sinds 1 september is het officieel herfst hier en herfst betekent paddestoelen. Paddestoelen die je kunt plukken en in de vriezer kunt stoppen zodat je er het hele jaar van kunt eten. Dan moet je natuurlijk wel weten wat goed is en wat niet en op dat punt hadden we uiteraard een klein probleem. Maar geen nood, een Noorse kennis bood de helpende hand. Zoals gewoonlijk, zou ik bijna zeggen. Noren mogen dan de reputatie hebben dat ze wat nors zijn en dat het moeilijk is contact met ze te krijgen, maar daar hebben wij tot nu toe nog niet zoveel van gemerkt.

Een jaar geleden zag het er al even naar uit dat we op sopptur (paddestoelentocht) zouden gaan, maar toen kwam het er niet van. Nu kreeg John opnieuw een aanbod van collega Ragnhild en we besloten meteen toe te slaan. Zo kwam het dat we vorige week zondag, in de motregen, koers zetten richting de benzinepomp. Daar troffen we Ann Kristin, een andere collega van John, en Ragnhild met man Tore en hun twee honden. Gezamenlijk tuften we naar het begin van een bospad, een eindje buiten het dorp. Het was intussen opgehouden met zachtjes regenen, maar daar lieten we ons niet door weerhouden. Getooid in regenkleding en gewapend met manden en messen trokken we het bos in. Op jacht naar onze allereerste zelf geplukte paddestoel.

Wij waren tot deze sopptur in de veronderstelling dat alle Noren verstand hadden van paddestoelen, dat ze al vanaf kleuterleeftijd leerden welke paddestoelen eetbaar en lekker waren, welke eetbaar maar minder lekker waren en welke je vooral niet in je mond moest stoppen omdat ze giftig waren. Dit deel van ons cliché-beeld van de Noor bleek echter niet helemaal te kloppen, want Ann Kristin was net zo'n beginner op paddestoelengebied als wij.

Ragnhild ging ons voor op het pad en al na 30 meter had ze de eerste eetbare paddestoel gevonden. Het zou niet bij die ene paddestoel blijven. Drie uur later hadden we een mand en een zak (een papieren zak, want plastic is uit den boze als je paddestoelen plukt) vol met verschillende soorten paddestoelen. Als we zonder paddestoelenkenner op stap waren gegaan, zou ons dat nooit gelukt zijn. Sterker nog, we hadden waarschijnlijk geen paddestoel durven plukken. Ongelooflijk zoveel verschillende soorten als we in het bos zijn tegengekomen. Onschuldig ogende exemplaren die in de categorie "beslist niet eten" bleken te vallen, paddestoelen die op zich goed waren, maar al te oud om nog lekker te smaken, en heel veel die zo onze mand in konden. Aan het eind van de rit kregen we nog het boek "smakelijke paddestoelen" te leen, met allerlei nuttige informatie voor beginners zoals wij. In dat boek staan niet alleen de "gewoon goede" en de "gewoon giftige" paddestoelen, maar bijvoorbeeld ook de zogenaamde dubbelgangers: niet eetbare (of soms wel eetbare maar niet lekkere) paddestoelen die bijna het evenbeeld zijn van een wel goed eetbare variant.

Op 1 portie na die 's avonds meteen de pan in ging, moesten de paddestoelen natuurlijk verder verwerkt worden. Dat bleek nog een aardig klusje: sorteren, even laten liggen, schoonpoetsen, laten wellen in hun eigen vocht, afkoelen en naar schatting een stuk of 25 diepvriesporties klaar maken. Na een avond ambachtelijke keukenarbeid kon ik even geen paddestoel meer zien, maar dat hoefde ook niet want ze zaten veilig weggestopt onder het deksel van de vriezer. Was die (de vriezer dus) ook eindelijk eens in gebruik genomen. De vorige bewoners hadden hem voor ons achtergelaten en hoewel we er blij mee waren, hadden we nog niet meegemaakt dat we meer diepvriesdingen in huis hadden dan de laden in de koel-vriescombinatie aan konden.

Er is nog aardig wat ruimte over in de vriezer. Ik zit te denken...volgende maand begint het jachtseizoen. Zou zo'n eland er nog bij passen?

woensdag 3 september 2008

Oogst

Vier potten met goudbruine pruimenjam lachen me toe vanaf het aanrecht. Tjonge, wat ziet het er mooi uit. Heb ik dit echt zelf gemaakt?

Op ons grasveldje staat een pruimenboom, een mooie oude. Ik verbeeld me in elk geval graag dat-ie er al staat vanaf 1963, het jaar waarin het huis is gebouwd. Deze pruimenboom is onze eerste echte eigen fruitboom en we waren natuurlijk benieuwd of hij het net zo goed zo doen als de vorige bewoners van het huis beloofd hadden.
Zoals met alles tot nu toe, bleek ook nu hun informatie helemaal te kloppen. De boom bloeide prachtig en in de loop van de zomer kwamen er langzaam maar zeker talloze minipruimpjes tevoorschijn. De groeiperiode leek eindeloos te duren en toen de pruimpjes eenmaal pruim waren geworden, duurde het nog zo lang voordat ze begonnen te kleuren dat ik me begon af te vragen of we misschien groene pruimen hadden in plaats van rode.

Maar plotseling was het zo ver: de eerste rijpe pruim kon geplukt worden. Een paar dagen later hadden we zoveel pruimen dat we er aan begonnen te twijfelen of we ze ooit op gingen krijgen. Pruimentaart bakken was het eerste middel dat we inzetten. Gelukkig was Benjamin net een week bij ons, waardoor we er in slaagden in korte tijd niet één maar wel twee pruimentaarten te verorberen. Toch slonk de voorraad nog niet echt. Ik zag eigenlijk maar één oplossing: jam maken. Hoewel het jam maken een lange traditie kent in mijn familie, was de vonk tot nu toe niet op mij overgeslagen. Ik kon nog net bedenken dat er waarschijnlijk geleisuiker aan te pas kwam, maar had geen idee hoe het verder in zijn werk ging. Een telefoontje naar mijn moeder bracht echter uitkomst en twee dagen later stond er een pan dampende pruimenjam in wording op de kookplaat. Een kilo pruimen was er in gegaan. Niet zo veel (de boom is nog lang niet leeg), maar je moet klein beginnen nietwaar? Vier potten heeft het dus opgeleverd. De eerste lepel jam ging op een echte Noorse wafel. Mjam, lekker!