zaterdag 17 november 2007

Noors voor Nederlanders

Welkom bij de cursus Noors voor Nederlanders. Een nieuwe taal leren valt niet mee. We beginnen daarom met woorden die u al kent. Het volgende rijtje woorden kunt u zonder problemen gebruiken in Noorwegen. Kijk er even rustig naar:
ark
bil
bom
bord
gul
kast
lek
mat
middag
rommelig
stift
straks
storting

Makkelijk, toch? Maar pas op: het is niet altijd wat u denkt dat het is. Hieronder hetzelfde rijtje nog een keer, maar dan met de Nederlandse betekenis erachter:
ark - blad papier
bil - auto
bom - slagboom
bord - tafel
gul - geel
kast - worp
lek - spel
mat - eten (voedsel)
middag - avondeten
rommelig - ruim
stift - nietje
straks - nu meteen
storting - parlement

In sommige gevallen wordt het Noorse woord anders uitgesproken dan hetzelfde woord in het Nederlands. Omdat dit een schriftelijke cursus is, gaan we hier niet op de uitspraak in. Voor de cursus spreekvaardigheid bent van harte welkom in ons trainingscentrum in Risør.

Graag tot ziens!

zondag 11 november 2007

De baan of de buurvrouw?

“Wat ben jij nou aan het doen?”, vraagt John als hij me met een verbeten gezicht achter de computer ziet zitten. “Ik solliciteer bij de gemeente Risør”, mompel ik. Ik werkte nog niet zo lang bij Sevan Marine en was eigenlijk niet van plan om met andere sollicitaties aan de slag te gaan, totdat mijn oog viel op de advertentie van de gemeente. Een baan als personeelsadviseur is in een kleine stad als Risør niet zo makkelijk te vinden. Hier moest ik gewoon op solliciteren.

Net als in Nederland staan in Noorwegen de kranten bol van het dreigende personeelstekort in bepaalde sectoren. Je zou dan ook verwachten dat er voor sollicitanten zo weinig mogelijk drempels worden opgeworpen. Helaas.... Niet alleen komt er vaak geen of heel trage respons van bedrijven, om je sollicitatie ingestuurd te krijgen moet je al heel wat hindernissen nemen. De grootste hindernis heet Het Elektronische Sollicitatieformulier. Niks leuke brief en mooi vormgegeven cv, nee, je moet een aantal voorgeprogrammeerde velden invullen die natuurlijk zijn bedacht door iemand die de Noorse situatie als uitgangspunt heeft genomen. Vooral voor het onderdeel opleiding is dat lastig. Het onderwijssysteem is hier zo anders dan in Nederland dat je nooit precies kunt weergeven wat je gedaan hebt. De opeennagrootste hindernis wordt overigens niet gevormd door de formulieren, maar door het feit dat we hier op de camping een matige internetverbinding hebben. Zaken als internetbankieren en gegevens downloaden stellen daardoor je geduld danig op de proef. En dus ook het insturen van voorgeprogrammeerde sollicitatieformulieren. Maar goed, na een uurtje ploeteren verscheen de automatische ontvangstbevestiging op mijn scherm: ik had gesolliciteerd!

Drie weken later stap ik op een vrijdagochtend het gemeentehuis binnen. Jawel, ik ben uitgenodigd voor een gesprek. Eerlijk gezegd heb ik er niet zo heel veel verwachtingen van, maar tot mijn verrassing wordt het een leuk gesprek met het hoofd personeelszaken, het hoofd ondersteunende diensten en een vertrouwenspersoon/bondsman. Als ik anderhalf uur later weer buiten sta, weet ik dat ik deze baan graag wil. Maar er komen nog vier andere kandidaten en ik tuf gewoon weer naar Arendal om de rest van de dag bij Sevan Marine door te brengen.

Nog een week later sta ik opeens voor een dilemma: ik mag kiezen tussen twee aanbiedingen! Sevan Marine wil me graag overnemen van Adecco en de gemeente Risør heeft mij uitgekozen uit het vijftal dat op gesprek is geweest. De baan bij Sevan afslaan is net zoiets als een staatslot met het winnende nummer in de sloot gooien, op financieel gebied dan. De keerzijde van de arbeidsvoorwaardenmedaille is een matig leuke baan en redelijk wat reistijd. De baan in Risør betekent minder geld, maar waarschijnlijk leuker werk en kortere reistijd (straks zelfs lopend naar het werk). Bij die baan speelt echter ook nog iets anders mee: de buurvrouw. De toekomstige buurvrouw wel te verstaan, tevens echtgenote van een collega van John. Op de dag dat de gemeente mij belt om me de baan aan te bieden, wordt John aangesproken door zijn collega. “Zeg, hoe gaat het eigenlijk met het werk van je vriendin?”, vraagt die. Niet zo’n gekke vraag, er wordt regelmatig belangstellend geïnformeerd naar ons wel een wee. John vertelt van de twee aanbiedingen. “Maar ik denk dat ze voor Risør gaat kiezen”, zegt hij erbij. “Ja ehhh, dat is eigenlijk ook een reden dat ik het vraag”, zegt de collega, “mijn vrouw heeft ook op die baan bij de gemeente gesolliciteerd en zij is in de procedure op de tweede plaats geëindigd.” Oeps...

Voor wie zich afvraagt hoe hij kon weten dat ik “eerste” was geworden in de sollicitatieprocedure: in Noorwegen zijn sollicitaties bij de overheid openbaar. Dat betekent dat je als sollicitant altijd informatie mag opvragen over je concurrenten. Zo kun je na afloop ook de ranglijst zien van de mensen die op gesprek zijn geweest, in mijn geval dus hoe de indeling van plek 1 t/m 5 was. Zegt nummer 1 nee, dan komt nummer 2 aan de beurt enzovoort.

In dit geval zei de nummer 1 ja. Vanaf morgen ben ik ambtenaar.
Sorry buuf!

dinsdag 6 november 2007

De Kapper, de Tafel en de Boer

Het Noors is geen al te moeilijke taal voor Nederlanders. Voor de beginnende leerling Noors zijn er echter toch tal van valkuilen. Om te beginnen kent Noorwegen twee officiële talen, die alle kinderen op school moeten leren. Je hebt ‘rijkstaal’ (bokmål – letterlijk ‘boekentaal’) en ‘nieuw Noors’ (nynorsk), welke behoorlijk van elkaar verschillen. Het Samisch, dat ook officieel erkend is, wordt alleen door de Samische minderheid in het hoge noorden gesproken en reken ik voor het gemak niet eens mee. Maar het Grote Struikelblok ligt ergens anders: de talloze dialecten. Als ik beweer dat er geen Noor is die ‘Algemeen Beschaafd Noors’ spreekt, overdrijf ik eigenlijk nauwelijks. In mijn ‘eerste Noorse periode’ in Røros ben ik door de plaatselijke bevolking dan ook vaak voor onoplosbare taalraadsels gesteld.

De Noren zijn vrijwel allemaal trots op hun eigen aftakking van het ABN. Zo ook mijn kapper. Na mij gecomplimenteerd te hebben met mijn Noors, merkt hij op dat ik het vast moeilijk heb met al die dialecten. “Ik kom bijvoorbeeld uit een streek die Austre Moland heet,” vertelt hij, “en daar hebben we ook een heel eigen dialect. Zo zeggen wij bijvoorbeeld ‘veke’ in plaats van ‘uke’.”
Nu spreek je ‘veke’ ongeveer uit als ‘weehke’, dus de relatie met het Nederlandse ‘week’ is al snel gelegd. Bovendien kende ik dit dialectwoord al, omdat het behoorlijk vaak gebruikt wordt. “Oh, maar dat is bijna Nederlands,” zeg ik dan ook, “wij zeggen ‘week’.” De kapper bromt wat, maar laat zich niet uit het veld slaan. “In plaats van ‘nå’ (spreek uit als ‘noh’) zeggen wij ‘nu’,” gaat hij onverstoorbaar verder. In de spiegel zie ik hem glimlachen. ‘Daar heeft hij niet van terug,’ lijkt hij te denken. Als ik geamuseerd vertel dat ‘nu’ een gewoon Nederlands woord is, zie ik direct dat dit niet de gewenste reactie is. Zijn gezicht verstrakt iets, de schaar schiet uit en hij knipt een flinke hak in mijn haar. Oei. Ik schrik ervan.

Een stilte van enkele minuten volgt. Door de spanning die plotseling in de lucht hangt weet ik even geen nieuw gespreksonderwerp te bedenken. Gelukkig doorbreekt de kapper het stilzwijgen met zijn laatste troef. “In plaats van ‘bord’ (spreek uit als ‘boer’) zeggen wij ‘taffel’.”

Triomfantelijk kijkt hij me via de spiegel aan. Ik kan een schaterlach bijna niet onderdrukken, maar weet me in te houden. De beste man is de enige betaalbare kapper in het dorp, dus ik zal me er van tijd tot tijd toch moeten melden. Er ontsnapt nog wel een vreemd geluid uit mijn mond, maar uiteindelijk weet ik met een redelijk serieus gezicht uit te brengen: “Taffel, tjonge jonge, dat is inderdaad iets heel anders dan ‘bord’. Ik ben blij dat niet iedereen dat dialect van jullie spreekt.”

vrijdag 2 november 2007

Gele poppetjes

Donderdagmiddag kwart over vijf. Ik bedenk me opeens dat ik vergeten ben eieren te kopen. Gelukkig hebben we voor dergelijke ”noodgevallen” een oplossing in de vorm van de Joker. Joker is een keten van kleine lokale supermarkten die nog een laatste vertwijfelde poging doen om in leven te blijven. Of ze het redden, is maar de vraag. We helpen er zelf ook niet echt aan mee. Elke keer als in de Joker sta met mijn mandje waarin alleen een pak eieren of een paar gele kiwi’s liggen (vreemd genoeg verkopen ze die bij geen enkele andere supermarkt bij ons in de buurt), voel ik me een klein beetje schuldig. Maar niet schuldig genoeg blijkbaar, aangezien ik de volgende dag gewoon weer met mijn kar in de veel grotere Rema sta.
Goed, op naar de Joker dus, een lekker namiddagwandelingetje. Schoenen aan, jas aan, reflectiehesje aan. Vermomd als knalgeel michelinvrouwtje wandel ik even later de deur uit. Het reflectiehesje is niet nieuw, in Nederland kwam het ook wel eens uit de kast. Bij het hardlopen wel te verstaan. Het zou niet bij me opkomen in een reflectiehesje bij AH boodschappen te gaan doen. Maar hier wel, want hier is het ’s avonds donker. En met donker bedoel ik echt donker. Straatverlichting is er niet op Sandnes. Zolang je niet de weg op hoeft, heeft dat vooral positieve kanten: prachtige sterrenhemels, mooie zonsondergangen, geen lantaarnpalen voor je raam. Moet je wel de -smalle- weg op, dan wil je maar liever zichtbaar zijn. In een reflectiehesje over straat gaan is dan ook heel normaal. Wandelaars, fietsers, ruiters, jong, oud, groot, klein: als de avond valt, vullen de Noorse wegen zich met gele poppetjes...