maandag 1 december 2008

‘Club Zonder Naam’

Als we in Nederland lid wilden worden van een sportvereniging, was dat niet al te ingewikkeld, zelfs niet bij verhuizing naar een andere plaats. Gewoon even op internet kijken (of - in het pré-internet tijdperk - in de gemeentegids) en je wist waar je zijn moest.

In Noorwegen bleek het minder eenvoudig. Om te beginnen wilden we het hardlopen weer op de rails krijgen. Dat lijkt simpel, want hardlopen kun je overal. Toch? Ja, dat klopt, maar het is wel prettig als je kunt zien waar je loopt. Op Sandnes, in de omgeving van de camping waar we woonden, was geen straatverlichting en als het niet toevallig volle maan was, was het daar ’s avonds echt pikdonker. Die paar keer dat ik me toch aan een training in het donker waagde, had ik het gevoel dat ik aan een evenwichtsstoornis leed. John had nog een ander probleempje. Ter voorbereiding op het (atletiek-)baanseizoen wilde hij het liefst zijn intervallen op een vlak parcours lopen. Vlak, tja, kom daar maar eens om in Noorwegen. Als je van een Noor een tip krijgt over een plek waarvan hij vindt dat het er goed hardlopen is, kom je meestal terecht op smalle bospaadjes vol met boomstronken en rotsen. Beter geschikt voor uitstapjes van het type ‘bergwandeling’, vinden wij. Het is natuurlijk maar net wat je gewend bent. Na enig speurwerk was John er overigens wel in geslaagd her en der zijn parcoursjes uit te zetten, maar ideaal was het niet.

Toen we naar Ringveien verhuisden besloten we dan ook dat het tijd was om een loopband aan te schaffen. Zo gezegd, zo gedaan. Op een dag werd er een loeizwaar pakket bezorgd. Ja hoor, de loopband. We hadden gedacht beneden een trimkamer te maken, maar het kreng was nauwelijks van z’n plaats te krijgen. Wat nu? Een loopband in de voortuin, dat was ook niet echt de bedoeling. Uiteindelijk kozen we voor een kamer boven en nadat we hersteld waren van onze rugfractuur konden we de band in gebruik nemen. Hij doet nog steeds dienst, zeker nu het weer regelmatig glad is buiten.
John traint, als het weer het toelaat, ook veel in het dorp en is daardoor een lokale bekendheid geworden, erg grappig (“Oooh, dat kleine mannetje dat zulke harde intervallen loopt op Solsiden, jahaaa, die ken ik wel hoor, oh, is dàt nou John?”).

Het asociale deel van ons sportieve leven hadden we dus aardig op orde, maar zelfs wij willen af en toe in onze vrije tijd wel eens contact met andere mensen. John had het snel voor elkaar door mee te gaan doen aan het wekelijkse zaalvoetbalavondje voor leraren, ex-leraren en gepensioneerde leraren, maar ik kon mijn draai niet echt vinden.

In januari haalde een collega me over om mee te gaan naar conditietraining. Nee, het was echt geen aerobics, verzekerde ze me toen ik vertwijfeld wat bezwaren begon te mompelen. Ik mee, en na vijf minuten wist ik het eigenlijk al: dit is he-le-maal niks voor mij. Okee, veel mensen vinden het leuk (bleek ook wel uit het feit dat we als sardientjes opeengepakt in het gymzaaltje stonden), maar zo'n training op muziek met pasjes enzo, daar krijg ik acuut allergische reacties van.
Mijn eerste poging tot deelname aan het lokale clubleven konden we als mislukt beschouwen en in de maanden die volgden, modderde ik een beetje aan met hardlopen en baantjes trekken in het zwembad.

Na de zomervakantie besloot ik het nog een keer te proberen. Ik was er intussen achter dat de meeste sportclubs in Risør alleen actief zijn voor jeugdleden. Het lijkt wel of hier bijna niemand van boven de 18 geïnteresseerd is in competitief sporten. Gelukkig is er de innebandyclub. Tot vorig jaar had ik nog nooit van innebandy gehoord, maar hier is het een populaire sport. Het is, simpel gezegd, ijshockey zonder ijs. Een snelle, felle sport, leuk om te doen. Klein nadeel is dat ik sinds de middelbare school geen hockeystick meer in mijn handen heb gehad (en daarbij is innebandy toch anders dan het Nederlandse hockey), maar dat mag de pret niet drukken. Nu, na een maandje of drie, heb ik zelfs af en toe het idee dat de bal doet wat ik wil.

Sinds kort ben ik bij een tweede club(je): badminton. Oude liefde roest niet, dat blijkt maar weer. Zoals veel andere kleine verenigingen, staat ook deze club nergens vermeld. Het is gewoon een verzameling mensen die op een of andere manier bij elkaar in een gymzaal zijn beland. Eén van die mensen is toevallig de kamergenoot van John en zo kwam het dat ik nu ook lid ben van de ‘Club Zonder Naam’.

1 opmerking:

Anoniem zei

De club zonder naam.
Zouden er hier ook een paar zitten?
Ik ben nog niet op zoek geweest.
Ben nog druk met cursus noors, op maandag, Johannes op donderdag. Zo heb je dus elke keer wel wat. En dan zie je elkaar ook bijna niet.
Met dat we elkaar dus moeten aflossen wat betreft de kinderen. Ik loop zelf wel regelmatig.
Wie weet ooit.. Johannes wil zich wel bij een volleybalclub aansluiten maar tja of het wat is moet hij nog maar afwachten. In ieder geval fijn dat jij je draai daarin gevonden hebt!

Groetjes Nancy